Einder
Ik kijk op Youtube naar knikkerbanen en vraag me af of daar een woord voor is. Graag naar knikkerbanen kijken. Het maakt niet uit waar die knikker heen gaat, als hij maar rolt en kronkelt en rolt door bochten en baantjes en loopings. Wat mij betreft voor eeuwig, thuiskomen hoeft niet. Nog voor een knikker het eind van het filmpje heeft bereikt, heb ik al op de volgende thumbnail geklikt. En rollen maar. Nooit meer naar huis. Knikkers wonen niet.
In de krant staan mensen voor een winkel. Ze kijken boos. Wij zijn gewoon open hoor, lockdown of niet. Aan het raam hangt een bord met een tekst. Iedereen welkom, behalve de premier. Kom maar binnen, het heeft lang genoeg geduurd. Wij verkopen vooruitzicht. Perspectief. Mag het iets meer zijn? Is het een kadootje? Heeft u een klantenkaart? Bij tien stempeltjes krijgt u van ons een horizon kado. Een veelbelovende einder waar je wonen kunt.
Op het journaal worden jongeren geïnterviewd. Ze studeren. Hun leergierige glimlach verscholen achter een mondkapje, op anderhalve meter van elkaars hongerige lijven. Of het moeilijk is, vraagt Krommenaas de journalist. Weer die vraag, lees ik in de vermoeide studentenogen. Kunnen vogels vliegen? Zijn knikkers rond? Moet de monarchie op de schop? Natuurlijk is het moeilijk, meneer. Ons leven heeft geen perspectief meer. Wij kunnen dit niet. Wij smachten naar een einder. Een horizon. Wij willen thuiskomen.
Op een podium staat een acteur. In zijn hand een schedel. Er is niemand in de zaal. To be or not to be, dat is helemaal niet de kwestie. Hou toch op zeg. Moet Hamlet een mondkapje? Wanneer kan ik je eindelijk weer met een zomerdag vergelijken? Waarom mogen mensen niet naar het museum of naar het theater? Waar is de voorpret? Waar kijken wij naar uit? Wanneer komen mensen zich laven aan taal, aan kunst, aan schoonheid? To rejoice or not to rejoice, dat is de fucking kwestie. Ik wil voorpret en vooruitzichten. Ik wil mij verheugen op thuiskomen.
Ik klik op de zoveelste knikkerbaan en glimmende balletjes glijden over mijn scherm. Rollen zonder doel. Waar de knikker dat vol overgave en zonder aarzeling doet, rol ik hotsend en stotterend door een burnout. Als ik opgebrand ben, moet ik dan geblust? Of moet ik juist weer aangestoken worden? Tijd en rust zijn heilzaam, zeker, maar hoeveel daarvan is nodig? Hoeveel rust is voldoende? Wanneer zal ik weer flitsend als een gespikkelde meteoor door het leven rollen, zonder de angst dat er een bocht komt waar ik uit vlieg? Waar is na de brand de horizon? Waar is mijn einder? Wanneer ben ik thuis?
Wij zijn rare beesten. Wij mensen. Wij parels, panda’s en piraten. Man wij kunnen rollen. Nooit meer stilstaan. Altijd onderweg, op pad naar ergens. Maakt niet uit waarheen, als er maar een bordje staat met die kant uit en zoveel kilometer. Vooruitzicht op een paaltje. Naar de winkel, naar het café, naar het theater, naar elkaar, naar mooier, beter, dichter. Niet rollen zonder doel. Weten waarnaartoe, wanneer en hoe lang. Vooruitzicht. Perspectief. Horizon. Wij snakken naar een einder, een plek waar de knikker tot stilstand komt en zucht. Hier wil ik zijn, hier ga ik wonen, hier kom ik thuis.
