Dood
Het is raar om te zeggen dat de dood dichtbij komt. Dood is per definitie veraf, een stervend iemand neemt doorgaans vooral afstand. Wie dood is, is nooit meer dichtbij. En toch. Soms schurkt de dood zo dicht tegen je aan dat het leven andere kleuren krijgt.
De dood is mij tot hiertoe in dit tranendal uitzonderlijk zelden komen lastigvallen. Niemand ontviel mij. Ik heb weliswaar geen grootouders meer, maar zij stierven lang geleden. Toen ik er nog niet was, of toen ik tienerde, en me vooral onwennig voelde bij huilende ouders.
En al huilen zij soms, mijn ouders zijn er nog. Zo ook mijn zussen, mijn vrienden, mensen van belang. Mijn lief staat nog fier overeind en is niet van plan om haar loodje te leggen. Magere Hein is bij mij nog niet komen aanbellen. Geen mailtje, geen DM, helemaal niks.
Tot voor kort. Er ging een prachtmens dood. Een vriend van mijn lief, zo ook een vriend van mij. Een man die met verhalen en inspiratie een tafel kon dekken, een man die zo nu en dan ook voor mij een glas vol liefde schonk, een man die ik nooit zal vergeten. Een man die doodging.
En ik wankelde. Mijn leven ging verder, ik belde mijn ouders, ik appte mijn zussen, vrienden gaven duimpjes aan foto’s. Alles was rustig, maar ik wankelde. Er werd iets aan mij toegevoegd, iets van een ondraaglijke lichtheid.
En ik moest aan Bram Vermeulen denken.
Ik wankelde omdat ik iets zag wat ik allang wist maar nu helder, vetgedrukt. Ik zag het in de blikken en de woorden van zij die rouwden. Deze prachtmens is van ons. Hij is dood maar hij is voor altijd van ons. Wij kennen hem en nooit zal dat niet zo zijn.
En plots had ik iets ontzettend breekbaars in handen, in hoofd en hart. De herinnering aan een prachtmens. Het weten dat hij er was. Het vasthouden van inspiratie en verhalen. Broos maar brandend. Een heel klein stukje dood. In mij, voor altijd.
Sindsdien is de dood heel dichtbij. Ze schurkt tegen mij aan in flarden van wat was. En vroeg of laat, aangekondigd of niet, zal mijn leven zich vullen met meer flarden. Want iedereen gaat dood, dat is de schuld van het leven. Allemaal worden we flard, broos maar brandend.
Ook ik ga dood. Niet nu, niet morgen, ooit. Naar ik hoop zullen de losse flarden van mijn leven zich nestelen in handen en hoofden, hier en daar een hart. Het verzacht de pijn van het zijn. Het weten dat ik leef. Het weten dat ik pas dood ben als jij me bent vergeten.
(Voor Peter Paul)