Theater
Twee mensen lachen me toe vanop een klein onbestemd dakterras. Ze heten Viviane en Madelon. Een zomerbries doet hun haren wapperen, als voorbode van de gebakken lucht die ze zullen opdienen. Twee paar mondhoeken – de elasticiteit voorbij – verkopen me een glimlach waarvan mijn brilleglazen barsten. De vrouwen – beide succesvol ondernemer – bewieroken hardop elkaars carrière met een ingestudeerd elan dat zelfs Ridge Forrester enigszins ongeloofwaardig zou vinden. Ze vragen me of ik ook tijd wil voor mezelf en voor mijn business en of ik binnenkort met hen mee wil naar Ibiza om aldaar waanzinnig holistisch losgemaakt te worden, om weer helemaal in mijn kracht te staan, en om weer compleet in lijn te komen met waar ik naartoe wil groeien. Is dit een gewiekst promofilmpje of zijn het de eerste symptomen van een buitenaardse infiltratie? Zwevend boven de werkelijkheid van alle dag promoot het kreunende tweetal op groteske wijze een ervaring die ik zou weigeren als ik er geld voor kreeg. Het enige wat ik wil is gillend uit het raam springen.
Ik ben niet de enige die moet huiveren. Op internet wenst men de dames dwangarbeid toe. Mensen hopen dat het satire is. Straattheater. Ze worden irritant gevonden, goor, rottig, smerig, zum kotzen. Dat het troela’s zijn. Suffe wijven. Zweefteven. Erger dan processierupsen. Het zijn geestelijk gestoorde luxepaardjes en ze moeten van dat dakterras gemept worden. Ondergezeken. Gegen die mauer. Men wordt kriegel, krijgt jeuk, iemand vraagt om een teiltje. De brakende emojis zijn binnen de kortste keren opgebruikt. Dit alles gelardeerd met een schijtlading aan seksueel gekleurd innuendo waar Geer en Goor van zouden stikken. Dat ze vast ook een holistische foef hebben. Waar dan verschillende piemels in moeten. Onderbroeken vol persoonlijke groei. Een neverending story van misogynie en flauwe grappen.
’s Avonds kijk ik naar andere succesvolle ondernemers. Deze exemplaren staan samen op een fris gemaaide pelouse achter een bal te lopen. Af en toe wordt de bal in een net geschopt en dan gaan ze brullen. Juichen. Borstkloppen en dansjes doen. Het zijn moderne en volwassen mensen maar ze gedragen zich een beetje als holbewoners. Niemand wordt er kriegel van. Soms schoppen ze niet de bal maar elkaar, onmiddellijk gevolgd door theatraal schouderophalen en pruillippen tot diep in het gras. Niemand noemt hen troela’s. Als ze geschopt worden, rollebollen ze over de wei als worden ze gemarteld met gloeiende poken. Wanneer niemand reageert, staan ze snel weer recht en leggen hun glimmende coupe in de plooi. Niemand die roept dat het zweefteven zijn. Nergens moet een piemel in. Nu en dan vallen er beslissingen waar de volwassen mensen niet akkoord mee gaan. Een afgekeurde schop in het net, of een fluitje op het verkeerde moment. Dan veranderen ze plotsklaps in kleine kinderen die loeiend tekeer gaan alsof ze geen toetje krijgen. Niemand noemt hen geestelijk gestoorde luxepaardjes die van het veld geschopt moeten worden.
Opeens gaat er ergens een vlagje omhoog. De brulboeien ontploffen en lopen rood aan. De wei wordt een apenrots. Aders knappen. Spuug vliegt in het rond. Niemand brengt een teiltje. Niemand huivert. Niemand vindt het irritant. Is dit gewoon een hele dure hobby of zijn het de eerste symptomen van een buitenaardse infiltratie? Zwevend boven de werkelijkheid van alle dag huppelen de apen met hun dure broekjes op groteske wijze over het gras. Niemand die roept dat het satire is. Het enige wat ik wil is heel hard op een fluitje blazen.