In het leven gegrepen (4)
Ik hoop hardnekkig dat Bart De Wever met zijn rechtse fikken van mijn introverte alinea’s blijft, denk ik terwijl ik zoek naar een openingszin. Mijn hoop mag niet baten. Ik zie een Facebookbericht waarin de despoot van Vlaams Blok Light zittend op een bankske oreert dat hij het verbod op zitten op bankskes niet gaat handhaven. Hij raaskalt er nog iets bij over gezond verstand, maar het verbaast me dat hij dat geen contradictio in terminis noemt. Dat is nochtans een prachtige latijnse uitdrukking en het is ook exact wat hij doet. Stoefen met zijn gezond verstand, terwijl hij dat gezond verstand uit alle lichaamsopeningen laat wegvliegen. Ge moet het maar durven. De grootste internationale crisis sinds de Tweede Wereldoorlog is in volle gang, en Vlaanderens favoriete Calimero weet zelfs dat gegeven met wat centen om te buigen tot politieke propaganda. Als dat een kwestie van gezond verstand is, wil ik vanaf nu alleen nog maar ongezond verstand. Ik zucht. Stomme zeikzak. Ga weg. Uit mijn alinea’s. Het is zondag, het is stil. Ik wil niet aan De Wever denken.
Ik probeer Calimero te negeren en ik denk hardnekkig na over alinea’s zonder machtsgeile eikels erin. Ik lees stukjes krant en ik moet de Jambons en de Orbáns van deze wereld als strontvliegen aan de kant meppen. Merde wat stinkt mijn krant. Ik zie in andermans alinea’s de angst voor de wereld na Corona. Ik mompel dat de wereld na Corona nog niet voor morgen is en dat ons nog maanden en misschien jaren van geduld en volharding te wachten staan. Ik lees hoe de economie bloedend lijdt, ik zie vliegtuigmaatschappijen bij regeringen bedelen om steunmaatregelen die rijmen op een miljard, en ik denk aan de schamele aalmoes die ik als noodlijdende freelancer heel misschien op mijn rekening mag verwachten, als ik genoeg verlies draai. Weer zucht ik. Het is zondag, het is stil. Ik wil niet aan centen denken.
Ik probeer de economie te negeren en ik denk aan mijn ouders. Ons moeke vertelde aan de telefoon over hoeveel deugd het deed om een praatje te slaan met de mevrouw van het tankstation want veel meer sociale contacten had ze niet gehad de laatste tijd. Ik hoor Ursula von der Leyen tegen Europa zeggen dat we nog zeker tot het eind van het jaar contact met ouderen moeten zien te vermijden, en ik hoop hardnekkig dat mijn ouders niet ziek worden. Mijn ouders zijn taaie knakkers en ze kunnen wat hebben, maar ze mogen niet ziek worden. Niet nu. Niet hier, in deze wereld waar Calimero en consoorten het zorgsysteem helemaal naar de gallemiezen hebben bezuinigd. Weer moet ik zuchten en bijna schiet ik vol. Het is zondag, het is stil. Ik wil niet aan zieke ouders denken.
Ik probeer de gallemiezen te negeren en ik ga wat in de tuin werken. Vorig jaar heb ik tijdens een wandeling een handvol zaadjes van een uitgebloeide bremstruik ontvreemd, en die zaadjes heb ik maanden geleden zonder gezond verstand in een potje potgrond geduwd. Sindsdien heb ik er niet meer naar omgekeken, het is goed dat ik geen kinderen heb. Ik doe wat opruimen hier en wat snoeien daar en langzaamaan komt mijn hoofd tot rust. In een schaduwhoekske van het terras zie ik drie uitgedroogde potjes staan. Uit elk potje steekt een dode tak. Mijn frank valt. Merde. Sorry brem. Ik ben een tuinier van het zevende knoopsgat. En gij ziet eruit alsof ge het toch hebt geprobeerd. Ge hebt een zeiknatte winter, uitgedroogde potgrond, maandenlange schaduw en schaamteloze verwaarlozing proberen te trotseren en ge hebt het niet gered. Alles wat overblijft is een takske. Een schaduw van brem. Ik zeg nog een keer sorry en breek de dode takskes af. Het is zondag, het is stil, de wereld zwijgt. Ik wil niet aan dode brem denken.
Ik probeer mijn knoopsgat te negeren, maar dan vangt één van de potjes mijn blik. Waar het dode takske in de aarde verdwijnt steekt een klein frisgroen scheutje de kop op. Uit de aangekoekte potgrond is de hardnekkigste brem ter wereld aan een tweede leven begonnen. Met krop in de keel kus ik het potje, ik giet er een scheut water overheen en ik zet het in de zon. Er waait een onverwachte flard Hans de Booij voorbij. Ik zei ik heb je gevonden vandaag. Ik laat je nooit meer alleen. Hoop vult mijn lijf. Ik voel de vloek van het neoliberalisme en de vieze nasmaak van intolerante politiek uit al mijn lichaamsopeningen wegvliegen. Ik droom van een door brem overwoekerde wereld. Een wereld die naar bloemekes ruikt. Het is rustig in mijn wereld. Het is zondag, het is stil.
