In het leven gegrepen (2)
In het doodlopende straatje van onze ochtendwandeling leert een vader zijn dochterke fietsen. De vader is een echte vader, een beetje bozig, geen grapkes, en nu fietsen meiske. Het dochterke is ergens tussen twee en twintig jaar oud, ik kan geen leeftijden schatten. Gezichten onthoud ik ook al slecht. Dat vond ik de laatste weken gelukkig niet zo’n probleem. Ik weet heel goed hoe mijn lief eruitziet, verder is alles weergaloos onbelangrijk.
Het is een klassiek leske fietsen, zoals ge u voorstelt dat het gebeurt. Vader luid, volhardend, nee we gaan nog een keer. Het dochterke klein, stil maar geconcentreerd, tong uit de mondhoek, en klabeng fiets tegen de grond. Nee nee meiske, volhouden, opstaan en trappen. Vader houdt het fietske vast, dochter op de pedalen. Dan – ongemerkt haha – laat vader het fietske los, moedigt het wicht aan harder te trappen. Telkens weer merkt het meisje wiebelend dat de hand van haar vader verdwijnt, waarop ze mokkend van de fiets stapt en doet van nej kwilnemeer papa. Steeds opnieuw. Aan het begin van de ochtendwandeling is de les al gaande, als we klaar zijn met wandelen nog steeds. Vader geeft niet af.
Dit gebeurt op een weekdag. Vader is thuis en meiske niet naar school. Het leren fietsen is geïmproviseerd want ja we zijn hier nu toch. Misschien heeft moeder wel het initiatief genomen. Misschien heeft ze haar man aangepord van schat ze wil het zo graag. En heeft vader gemopperd van nej kwilnie. Maar zijn vrouw is lief en zijn dochter nog liever dus gaat hij haar leren fietsen. Dat lukt niet, en in zijn luide fietslessenstem hoor ik het verlangen naar virusvrije dagen. En klabeng. Opnieuw.
In de doodlopende uren van de daaropvolgende dagen zie ik dochter en vader opnieuw. Vanuit het raam van mijn huis zie ik ze op het brede fietspad aan de overkant. Misschien gaat leren fietsen beter op een fietspad. Ik zie dochter mokken naast het fietske, vader gehurkt naast haar maar nog steeds luid en schoolmeesterachtig. En weer opnieuw. Opstijgen, trappen, duwen. Loslaten, harder trappen, stilvallen. Vader en dochter geklemd tussen de spaken van een perpetuum mobile.
En dan opeens de verlossing. Opeens is daar het evenwicht. Eén keer nog hurkt papa in de schaduw van een verleden met zijwieltjes en spreekt hij motivatie. Eén keer nog duwt hij zijn meisje in de richting van groter worden, één keer nog ziet hij haar wiebelen. Uit zijn schouders valt het besef dat dit nooit meer terugkomt. Nooit meer zal hij zijn dochter in gang duwen. Nooit meer zal hij roepen dat ze harder moet trappen. Het is allermooist en intriest tegelijk. Maar dat kan meisje allemaal niet schelen. Meisje trapt. Zonder het goed te beseffen fietst ze. Alleen en rechtdoor. De voorjaarszon zet haar helmpje in de fik en haar kleine velgjes glimmen.