• Wannes Daemen

Zwerfvuil

Ik vind zwerfvuil stom. Als ik ergens zo’n stapel dicht­ge­knoopte zakken en een ver­geelde matras in het struweel zie liggen, dan wou ik dat ik voor prive-detective had gestu­deerd. Ik zou de eigenaar van dat zwerfvuil opsporen middels zorg­vuldig onderzoek van het afval in kwestie, daarna zou ik het hele boeltje bij elkaar rapen en drie maanden in een schuurke laten rotten totdat zelfs de maden er niet meer van moeten weten, ver­volgens zou ik het hele boeltje in een doos van Bol.com proppen, om tot slot dat pakske bij de opge­spoorde eigenaar af te leveren. En met afle­veren bedoel ik met behulp van een mid­del­eeuwse katapult door het raam naar binnen knallen. Daar ben ik dan. Pak mij uit. 

Terwijl ik onder de grijze mantel van de zon­dag­voor­middag mijn hypo­the­tische maar hero­ïsche leven over­schouw, over­schouw ik voor het gemak ook even de zater­dag­avond. Dat was gis­teren en dus nog vers in het geheu­gen­rayon, en ach ja ik zit hier nu toch te over­schouwen. Kan ik net zo goed de recente wer­ke­lijkheid onder de loep nemen. Maar wacht, eerst een zijpad naar een minder recente wer­ke­lijkheid. Ergens in mijn jeugdige maar aller­minst hypo­the­tische leven gebeurde het dat ik naar Apo­ca­lypse Now zat te kijken. Met daarin onder andere luitenant-kolonel Kilgore, ver­tolkt door Robert Duvall, die tegen een ach­ter­grond van rook en ont­plof­fingen aan zijn sol­daten de onster­fe­lijke woorden predikt dat hij van de geur van Napalm in de ochtend houdt. Dat zin­netje is in mijn hoofd – maar wel­licht niet alleen het mijne – een eigen leven gaan leiden. Vaak betrap ik me erop dat ik tijdens een sessie raamstaren een koolmees zie chillen in de zon, en zomaar opeens is hij daar. I love the smell of koolmees in the morning. Of ik zie een heermoes sneller groeien dan het gras dat hem pro­beert te omsin­gelen en plop. I love the smell of heermoes in the morning. Die quote van Robert Duvall heeft zich ergens in mijn brein in een ver­sleten fau­teuil genesteld, en door­spekt mijn waar­neming zo nu en dan met absur­di­teiten. Als Francis Ford Coppola met zijn film de absur­diteit van oorlog in beeld wilde brengen, dan is hij in mijn geval dus al voor de helft geslaagd.

Terug naar de recente wer­ke­lijkheid, te weten zater­dag­avond. Als ik mezelf gis­te­ren­middag de vol­gende vraag zou gesteld hebben. Hoe groot is de kans dat ge in uw leven twee films achter elkaar kijkt die niks met elkaar te maken hebben, maar in allebei de films heeft Robert Duvall een rol waarvoor hij amper tien minuten aan bod komt? Dan zou ik gezegd hebben dat dat een hele rare vraag is want serieus wat is dat nu voor vraag zo kan ik er ook wel een bedenken. Dat doe ik niet, want het is zaterdag en dan bedenk ik geen moei­lijke vragen. Laat staan dat ik ze beant­woord. Enkele uren later bleek de hypo­the­tische rare vraag helemaal niet raar. Wij keken zaterdag namelijk twee enigszins lukraak gekozen films (de eerste moest storm­achtig zijn, de tweede moest over een domme man gaan), en jawel hoor. Daar ben ik dan. Pak mij uit. Ik bedoel daar is hij dan. Robert Duvall. Tien minuten is hij te zien in de storm­achtige film, tien minuten in de film over een domme man. Een niets­zeggend toeval zoals er in een men­sen­leven voort­durend niets­zeg­gende dingen toe vallen. Het is niet eens een sterk verhaal. Ik zal het waar­schijnlijk niet naver­tellen. Wat niet betekent dat ik morgen kom te sterven, maar wel dat ik deze gebeur­tenis niet ergens in de tal­rijke na te ver­tellen lades van mijn her­in­nering zal leggen. Ik zal het ergens onderaan een onde­fi­ni­eerbare stapel mof­felen, of ik gooi het in de bak met klad­papier. Op een dag kom ik dat verhaal van die dubbele Robert Duvall weer per ongeluk tegen, en dan zal ik heel even denken oh ja haha dat was lachen en ver­volgens kribbel ik het klad­papier vol met andere toe­vallen. En zo waaien talloze een­dags­her­in­ne­ringen mijn leven uit. 

Tot slot. Klad­papier ver­za­melen is belangrijk. Ge gaat ver­spilling tegen en ge hoeft geen nieuw klad­papier te kopen. Wel ont­houden dat ge het uit­ein­delijk, na gebruik als klad­papier, bij het oud papier moet flik­keren en niet ergens in het struweel, samen met uw ver­geelde matras. Als ik ooit uw klad­papier tegenkom in het struweel, dan zal ik het zorg­vuldig onder­zoeken, ik zal het drie maanden laten rotten, en ik zal het met mijn katapult door uw raam naar binnen komen knallen. Tot slot zal ik mijn borst ont­bloten, en breed­ge­schouderd zal ik aan mijn sol­daten onster­fe­lijke woorden pre­diken. I love the smell of klad­papier in the morning.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *