• Wannes Daemen

Blub blub

Elke ochtend ga ik wan­delen en kijk ik naar het water. De optimist in mijn ach­ter­hoofd staat dan te genieten en zegt Kijk Wannes. Hoe schoon is dat water. Hoe schoon zwemt daar die zwaan langs de oever. Een eind ver­derop grondelt een kuifeend. Als ie weer bovenkomt, kijkt hij vol argwaan in mijn richting. We come in peace, zeggen de huismuze en ik dan in koor. Allez vooruit, zegt dan de kuifeend, en hij duikt weer onder. 

Elke ochtend ga ik wan­delen en kijk ik naar het water. De pes­simist in mijn ach­ter­hoofd staat dan te mop­peren en zegt Kijk toch Wannes. Hoe smerig is toch dat water. Hoe laag de water­stand. Hoe agressief doet daar die meerkoet tegen die jonge futen. En die zwaan had gis­teren nog zes jongen. Vandaag zijn het er drie. Drie Wannes. De wereld gaat naar de kloten. 

Elke ochtend ga ik wan­delen en kijk ik naar het water. Als ik vroeg genoeg ga, liggen de optimist en de pes­simist nog te pitten in mijn ach­ter­hoofd. Als ik vroeg genoeg ga, schijnt de zon zodanig op het water­op­pervlak dat de golfkes weer­kaatsen tegen pla­tanen. Als ik vroeg genoeg ga, wandel ik onder water. Blub blub zeg ik dan tegen de huismuze. De wereld gaat naar de kloten behalve gij en ik. 

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *