Het water is koud
Het water is koud, denkt het Thaise voetballertje terwijl hij zijn best doet om niet te panikeren. Als hij straks na een lange en moeilijke tocht uit de grot zal komen, zal een ambulance op hem staan wachten. In het ziekenhuis zal hij kunnen aansterken, en er zullen talloze microfoons van journalisten en blijken van bewondering van wildvreemden op hem wachten. Het is onduidelijk of zijn vriendjes het ook allemaal zullen redden. De hele wereld hoopt op een goede afloop.
Het water is koud, denkt het Syrische jongetje terwijl hij zijn best doet om niet te panikeren. Als hij straks na een lange en moeilijke tocht in een sloep zal gehesen worden, zullen mannen in uniform aan de kade op hem staan wachten om hem tegen te houden. Ze zullen hem een haven verder sturen, en daarna nog één, en daarna nog één. Tot alle havens op zijn. Het is onduidelijk of zijn familie ook in een sloep gehesen is. Vanavond is er weer voetbal.
Er is geen verschil tussen die jongetjes. Er is geen verschil tussen een Thaise jongen in nood en een Syrische jongen in nood. Er is geen verschil tussen die jongetjes. Ik kijk naar het nieuws en ik vraag me af waarom ik meer meeleef met het Thaise leed dan met het Syrische. Ik ben niet de eerste. In de krant staat dat er een programmafout in mijn empatische brein zit. Er zijn vast nog meer slimme antwoorden te bedenken op de vraag waarom deze kloof in mijn medeleven zo breed is, maar toch. Ik vraag het me af en ik constateer dat mijn medeleven in het water is gevallen. Het water is koud, denkt mijn medeleven.
Ik kijk naar buiten. Het gras is dor. Ik vraag me af wanneer het gaat regenen.