• Wannes Daemen

Het water is koud

Het water is koud, denkt het Thaise voet­bal­lertje terwijl hij zijn best doet om niet te pani­keren. Als hij straks na een lange en moei­lijke tocht uit de grot zal komen, zal een ambu­lance op hem staan wachten. In het zie­kenhuis zal hij kunnen aan­sterken, en er zullen talloze micro­foons van jour­na­listen en blijken van bewon­dering van wild­vreemden op hem wachten. Het is ondui­delijk of zijn vriendjes het ook allemaal zullen redden. De hele wereld hoopt op een goede afloop.

Het water is koud, denkt het Syrische jon­getje terwijl hij zijn best doet om niet te pani­keren. Als hij straks na een lange en moei­lijke tocht in een sloep zal gehesen worden, zullen mannen in uniform aan de kade op hem staan wachten om hem tegen te houden. Ze zullen hem een haven verder sturen, en daarna nog één, en daarna nog één. Tot alle havens op zijn. Het is ondui­delijk of zijn familie ook in een sloep gehesen is. Van­avond is er weer voetbal.

Er is geen ver­schil tussen die jon­getjes. Er is geen ver­schil tussen een Thaise jongen in nood en een Syrische jongen in nood. Er is geen ver­schil tussen die jon­getjes. Ik kijk naar het nieuws en ik vraag me af waarom ik meer meeleef met het Thaise leed dan met het Syrische. Ik ben niet de eerste. In de krant staat dat er een pro­gram­mafout in mijn empa­tische brein zit. Er zijn vast nog meer slimme ant­woorden te bedenken op de vraag waarom deze kloof in mijn mede­leven zo breed is, maar toch. Ik vraag het me af en ik con­stateer dat mijn mede­leven in het water is gevallen. Het water is koud, denkt mijn medeleven.

Ik kijk naar buiten. Het gras is dor. Ik vraag me af wanneer het gaat regenen.

Reiger
.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *