Een mees in mijn kruin
Vandaag schonk ik mijn lichaam aan de wetenschap. Dat wil zeggen: een klein deel van mijn lichaam. En met wetenschap bedoel ik het lokale veldonderzoek dat de huismuze en ikzelve in het voorjaar uitvoeren in eigen tuin. Oftewel: wij staren door het raam en bewonderen de natuur. Daar worden we slimmer van.
Mijn haren bleken te lang. Ik begon er langzaamaan uit te zien als Mel Gibson in The passion of the christ, dus besloot ik mijn wintervacht af te schudden. Ik nam de tondeuse ter hand en schoor al wat overtollig was van mijn hoofd. Toen ik klaar was, borstelde ik alles netjes bij elkaar. Met stoffer en blik in de aanslag moest ik plots denken aan een foto die ik laatst zag, van iemand die de haren van katten in bomen hing, zodat de buurtvogeltjes luxueuze nesten zouden kunnen bouwen. Ik maakte de Baldrick in mezelf wakker, en bedacht – met hulp van Maartje – een cunning plan.Met wasknijpers bevestigde ik enkele plukken van mijn golvende lokken aan een oude plastic bak. In de bak gooide ik wat zaden en pitten om onze gevleugelde tuinbewoners in de juiste richting te lokken. Omdat we de laatste dagen al vaak een stelletje mezen (vermoedelijke familie van de klinkmees) af en aan hadden zien vliegen naar één van de nestkasten aan de muur, zette ik de bak op een strategische plek onder hun aanvliegroute. Het aftellen kon beginnen.
Ik twijfelde of het zou lukken, omdat mijn lokken – golvend of niet – bijlange niet zo zacht zijn als die van een poes. Bovendien is het een heel raar idee. Wie wil er nu haren van een wildvreemd iemand in zijn bed? Wie weet vinden Meesmans en zijn vrouw het heel erg vies? Wanneer had ik voor het laatste gedoucht? En vindt zo’n vogel dat belangrijk?
Edoch! Slechts enkele uren later verdween alle twijfel als sneeuw voor de zon! Want het cunning plan lukte! Over enkele weken vliegen er jonge meesjes door onze tuin die grootgebracht zijn in de wintervacht van ondergetekende.