Lief dagboek. Ik heb helemaal geen dagboek. Ook deze week scheen de zon. De zon is echt goed bezig de laatste tijd. Mede daarom was ik veel in de natuur. In de natuur is zoveel te zien, daar val ik soms van ach­terover. Als je in de natuur ach­terover valt, doe het dan bij voorkeur in het gras, tussen de bloe­mekes. Aaah, de bloemekes.

Ik heb deze week weer veel geleerd over de natuur. De natuur is een onuit­put­te­lijke bron van zot­tig­heden en schone bloe­mekes. Bij­voor­beeld look-zonder-look. Look-zonder-look is geen look maar een algemeen voor­komend lid van de kruis­bloe­men­fa­milie. Je kunt het wel in de sla flik­keren want het smaakt een beetje naar look. Als je dan ook echte knoflook in de sla doet, heb je sla met look zonder look met look. Daslook daar­en­tegen is een bloemeke dat wel tot de look­fa­milie behoort. Das dus wel look, daslook. Daslook mag ook in de sla, of in de soep. Das­dandas­looksoep. Verder ont­dekte ik geel nagel­kruid, ook een schoon bloemeke dat door veel mensen als onkruid wordt bestempeld. Dat is natuurlijk een schande. Onkruid bestaat helemaal niet, zot­tekes. Nagel­kruid heet nagel­kruid omdat de wortel naar – tadaa – kruid­nagel ruikt. Ik heb het getest en het is echt waar. Wat ik ook heel mooi vond deze week, was de grote gras­lelie. Volgens Wiki­pedia is die enigszins zeldzaam, maar ik weet niet of dat waar is. Hoe dan ook was ik heel blij met hoe het licht op dat bloemeke viel. Ik wens iedereen die de komende dagen ergens over valt of struikelt het vol­gende toe. Dat je moge vallen zoals het zon­licht tijdens mijn wan­deling op de grote gras­lelie viel.
De grote graslelie.

De grote gras­lelie. Schoon he zeg.

(Update 28/05/2018: Dit blijkt helemaal geen grote gras­lelie te zijn, maar vogelmelk non­dedju.)

Ook gingen we wan­delen in Averbode. We begonnen bij de abdij en uit­ein­delijk kwamen we daar ook weer uit. Altijd handig als een wan­deling dezelfde start en finish heeft, anders moet je ach­teraf weer dat hele eind terug­wan­delen. In Averbode koos mijn lief voor de hei­de­wan­deling. Die wan­deling maakte me wee­moedig, omdat ik als baby te von­deling gelegd werd in natuur­gebied De Teut in Zon­hoven, alwaar ik – op de purp’ren hei – groot­ge­bracht werd door hei­kikkers en rug­streep­padden. Dat is niet waar, natuurlijk, maar het had zomaar gekund. Ik was als kind namelijk zo klein dat ik zelfs op de heide voort­durend ver­dwaalde. Ook dat is niet waar, maar het had gekund. Mijn even­wichts­or­ganen zijn namelijk van bij mijn geboorte aan elkaar gegroeid, waardoor ik zelfs in mijn eigen alinea’s ver­dwaal. Dat is niet helemaal waar, maar het zou zomaar kunnen. Waar ben ik?

Ah ja, Averbode. De heide is prachtig. Mijn lief deter­mi­neerde zich een halve hernia, en ont­dekte bos­bessen en grove dennen en lijs­ter­bessen en wikke in de berm en mijn nieuwe plantendetermineerdinges-app – die een stuk sneller is dan de vorige – kon amper tegen haar op. Er zit iets heel ver­lei­de­lijks in het willen weten hoe planten en bloe­mekes en bomen heten. Vroeger hield ik mij daar allemaal niet mee bezig, maar nu ben ik ver­slaafd. Ik wil alles weten en alles her­kennen en elke wan­deling duurt nu gemiddeld drie weken langer omdat ik om de halve meter iets door mijn plantendetermineerdinges-app wil jagen. En als ik dan zomaar iets uit mezelf herken in berm of bos, dan schiet ik vol dop­amine. Heerlijk. Dat het lente is, zal er ook wel voor iets tus­sen­zitten. Alles bloeit, alles is mooi en ik ben voort­durend vrolijk. Nu ja, niet voort­durend maar wel om de haverklap. Ver­moeiend man.

Ook gingen we wan­delen in het Koebos. Na vijf minuten stappen bleek dat we onze ver­re­kijker waren ver­geten, dus ik durf niet met zekerheid te zeggen dat de condor die ik in een boomtop zag zitten ook echt een condor was. Gelukkig was er in het Koebos nog veel meer natuuur want zo gaat dat in een bos. Er staan daar, behalve bomen en bloe­mekes en struiken en allerlei andere groene en gekleurde tjoepkes en floepkes en boskes en moskes, ook hier en daar huizen in het bos. Schone huizen met veel groen – tiens – en uit­zichten over de val­leien tussen Bierbeek en Lubbeek en veel rust en stilte. Jammer genoeg had ik ook mijn tweeloop thuis laten liggen, anders had ik de inwoners van die schone huizen allemaal uit hun schone huizen gejaagd en woonde ik nu met mijn lief in het Koebos. Dju toch.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *