Kaboutertje
De bel ging. Er stonden twee halfblonde dametjes in de namiddagzon, blos op de wangen, een glimlach van oor tot oor. Om één of andere reden moest ik aan The Stepford Wives denken. ‘Dag meneer, niet bang zijn’, klonk het. Ik ben erg slecht in het adequaat en snel reageren op vreemde uitspraken, en deze openingszin bewees dat nogmaals. ‘Euh nee hoor huh?’, zei ik. Mijn gedachten dwaalden af naar al die keren dat ik Afrikaanse studenten van deur tot deur zag gaan om boekjes te verkopen ter financiering van hun studies. ‘Niet bang van zwarte man!’, was dan doorgaans de start van een hakkelend verkoopspraatje. Blijkbaar wordt deze idiote tactiek tegenwoordig onderwezen in veel te dure opleidingen waar halfblonde dametjes tot vertegenwoordiger worden opgeleid.
Ze wilden weten hoe ik mijn huis verwarmde en via welke leverancier dat gebeurde. Ik had willen zeggen dat dat gebeurde met de verzengende hitte van het liefdesvuur, en dat mijn huismuze de leverancier was. In plaats daarvan brabbelde ik iets van centrale verwarming en firma zus en zo. ‘En wist u dat u dan maandelijks x aantal euro’s teveel betaalt, meneer? En dat wij u daarmee kunnen helpen? Wij zijn namelijk op pad gestuurd door bla bla bla en guli guli guli guli guli ram sam sam.’ Ik luisterde allang niet meer. Ik kan er niet goed tegen als een ogenschijnlijk sympathiek dametje naar me lacht en twee minuten later blijkt die glimlach zo onveranderlijk dat het lijkt alsof er een kaboutertje in haar nek zit dat de hele dag al die gelaatsspieren in dezelfde plooi houdt.
’Euh kuch neen danku maar toch bedankt’, was wat ik zei voordat ik de deur sloot.
‘Gooi dat kaboutertje weg, en ga lekker zitten huilen op een bankje in de zon’, was wat ik had willen zeggen.