Jazz in het riet
Er klonk muziek in het riet. Een klein orkestje. Ik hoorde een jonge vogel piepen, enkele kikkers en een paar vage trompetjes. Miles Davis, maar dan net wakker. We luisterden vol bewondering. Het klonk als vanalles door elkaar, maar dan steeds in hetzelfde patroon. Zou dit één dier kunnen zijn? Is er een dier dat tegelijkertijd klinkt als een nest jonge meerkoeten, een paar loopse kikkers én Miles Davis, net wakker? Ik wandelde voorzichtig wat dichter naar het riet. Het orkestje klonk luider, als wilde het me op afstand houden. Maar dat werkte niet, integendeel. Ik kreeg zin om het dansje dat ik doorgaans alleen aan de afwas bezig, hier tussen het riet in te zetten. Dansen op de eerste ochtendlijke trompetpiepjes, de eerste voorzichtige improvisatie die later Bitches Brew zou kunnen gaan heten. Als Miles weer wat beter wakker is, na genoeg koffie en een portie zonlicht.
Kra kra skriek skriek iepe iepe iepe plep krak plep krak pweeep. Kra kra iepe skriek iepe skriek krak kwak krak plep krak pweeep. Jazz in het riet. Als het niet zo onhandig zou zijn om een tribune aan de waterkant te zetten, zou het een zomers festival kunnen zijn. Later die dag leerde ik waar het geluid vandaan kwam. De acrocephalus arundinaceus. Een vogel die het de laatste decennia in België en Nederland steeds moeilijker krijgt, door de afname van riet aan de rand van diepe waters. En al wordt deze gevleugelde kunstenaar wereldwijd niet als een bedreigde diersoort beschouwd, in onze contreien mag zijn lied redelijk zeldzaam genoemd worden.
Ik hoop dat ik het nog vaak mag horen, dat kra kra skriek skriek iepe iepe iepe plep krak plep krak pweeep.
Jazz in het riet, met een ongewassen Miles Davis en de grote karekiet.