• Wannes Daemen

Veel te veel gedichten

Bonte Avond @ Ithaka Leuven

Bonte Avond @ Ithaka

Ik stond gis­teren op het podium van de Bonte Avond van Kun­sten­fes­tival Ithaka 22. Het was aldaar een euh bonte bedoening onder de bezielde leiding van kunst- en knip­selpaus Geert Simonis. Ik tartte het lot door veel te veel gedichten in een kwartier te proppen. Vier­en­twintig stuks, om precies te zijn. Omdat de spots veel te dicht bij het podium stonden, zag ik geen steek, maar ik heb ach­teraf geen klachten gehoord. Ik vermoed dus dat het goed is geweest. Als ge des­al­niet­temin toch niet goed hebt opgelet, kunt ge hier­onder alle vier­en­twintig gedichten nalezen. Het is een col­lectie van enkele oudere klas­siekers, aan­gevuld met een hoop nooit eerder uit­ge­geven mate­riaal. Alstublieft.

Eerste gedicht:

Ge trekt het u niet aan

Ge hoopt dat het allemaal goed gaat
En dat ze u op zijn minst kunnen verstaan
En als er dan es iemand boe roept
Dan trekt ge u dat niet aan

Ge vertelt wat ze mogen verwachten
Diepgang, een lach en een traan
En als er dan iemand moet janken
Dan trekt ge u dat niet aan

Ge valt maar gelijk met de deur in huis
Dat is hier niet op twee minuten gedaan
En als er dan iemand gaat vloeken
Dan trekt ge u dat niet aan

Als dit gedicht achter de rug is
Komen er nog vier­en­twintig achteraan
En als er dan iemand gaat zuchten
Dan trekt ge u dat niet aan

Ge trekt het u niet aan
Ge trekt het u niet aan
Ge trekt gewoon al uw kleren uit
Dan is dat zuchten snel gedaan

Tweede gedicht:

Mijn voornaam klinkt als Wannes
Omdat ik Wannes heet
Mijn ach­ternaam is Daemen
En wie dat niet gelooft, die heeft – behalve dat hij het metrum om zeep heeft geholpen – een hele dikke reet

Derde gedicht:

Onzin

Als alle angst onzin is

Vierde gedicht:

Ik slaap mezelf wakker

Ik slaap mezelf wakker

Vijfde gedicht:

Bomen knuf­felen is belachelijk

Bomen knuf­felen is belachelijk
Want stel ge knuffelt een boom
En dat die boom u dan opeens terug gaat knuffelen
Ge zoudt nogal verschieten
Ge zoudt van het ver­schieten een hart­ver­zakking krijgen en bovendien een trauma
En een trauma kunt ge niet knuffelen
Dus

Zesde gedicht:

Ik hou niet zo van solo’s

Ik hou van een goeie intro
Van riffkes word ik blij
Een drum­break kan mij bekoren
Toe trommel nog wat voor mij

Ik hoor graag ooh la la la
Zo’n koortje vind ik cool
Maar al dat saaie getokkel
Is niet wat ik bedoel

Een liedje moet vooruitgaan
En stampen als een trein
Een handvol strakke strofen
Een melo­dieus refrein

Maar soms hebt ge zo’n oetlul
Die soleert dan heel fervent
Dan denk ik allee zeg gasten
Gooi die prutser uit de band

Zevende gedicht:

Rebus

Ik niet slapen omdat kan ook of je beide armen maar kwam grote porties op je af maar meestal ach­terna gezeten wordt soms heeft het gigan­tische stenen bol en kan je enkel nederig buigen het hoofd en ondergaan je iets van die in zo’n smalle tunnel de vlucht slaan kreeg dat het leven onstuitbaar als een bull­dozer op me op kan je het wel aan met natuurlijk ik plots het gevoel het leven komt kon deze nacht in kleine af door een maar dan kan je lang lopen Indiana Jones

Achtste gedicht:

Het lijf dat ik zie in de spiegel
Maakt me cha­grijnig en kriegel
Met meisjes in bed
Wordt de toon steeds gezet
Door voort­durend sar­casties gegiechel

Negende gedicht:

Ge zijt een blinde demente vastgoedmagnaat

Een eenzame vrouw zoekt een man in de straat
Gij zijt een man, dus gij zijt kandidaat
Gij rijdt met een hummer nogal hard door de straat
Gij hebt geen rij­bewijs, en geen nummerplaat

Ge zijt een blinde demente vastgoedmagnaat
Gij rijdt met een hummer nogal hard door de straat
Dit is uw kans, de vrouw staat paraat
Maar uw remmen zijn stuk, en nu is het te laat

Tiende gedicht:

Ik drink een lekker pokje fokkie
Met heermijk schui­lende helk
Als merin­nering haak ik dan een tofo
Want fokkie is voed goor elk

Elfde gedicht:

Een elfje met heel grote tieten
Kon van ‘t vliegen nooit waarlijk genieten
Na ‘n meter of twee
Viel ze steeds naar benee
Door ‘t gewicht van die twee satellieten

Twaalfde gedicht:

Als ge droomt

Als ge droomt

Tussen haakskes. Dit gedicht werd door Wim Helsen voor­ge­dragen tijdens de helaas ter ziele gegane Man Bijt Hond-rubriek ‘Vrienden van de poëzie’. Zelden viel mij een grotere eer te beurt.

Der­tiende gedicht:

Autocorrect

Auto­correct

Veer­tiende gedicht:

Gedicht voor een net niet gepe­ne­treerde cowboy

Ach arme lonesome cowboy
Oh rug­ridder met je billen bloot
Hoe schan­delijk heb ik jou hier tentoongesteld
Ik schaam me wer­kelijk dood

Ik vergat voor een korte wijle
Dat wat wer­kelijk belangrijk is
Echte liefde pure liefde
En de geur van verse vis

Ik heb mijn lesje wel geleerd
Oh western-held op je briesend paard
Als cowboy-penetrerende hobbyist
Ben ik geen stuiver waard

Ik laat je nu maar gaan, amigo
Het ga je goed, so long, farewell
Een cowboy neuken is een schande
En bovendien geen kinderspel

Vijf­tiende gedicht:

Nonkel Fons

Kijk daar in gindse verte
Daar staat nonkel Fons, hij knuffelt een boom
Het ziet er zo roman­tisch uit
Maar is het dat ook, zo’n knuff’lende oom?

De geknuf­felde boom, die zit vol gaten
Daar heeft Fons zich van vergewist
Voor een knuff’lende oom zijn die gaten een feestje
Want nonkel Fons is over­tuigd priapist

Zes­tiende gedicht:

Wat rijmt op dat?
Dat rijmt op wat
Wat rijmt op deze?
Deze niet op wat
Wat rijmt op melk?
Hangt ervan af welke melk
Als ge graag melk eet, wie gooit er dan roet in?
Vla­dimir poetin

Zeven­tiende gedicht:

Laten we samen een gedichtje schrijven
Zei de soci­opaat tegen zijn gemalin
Hoe wilt ge dat doen dan, ant­woordde zij schuchter
Toen sloeg hij haar rit­misch de schedel in

Acht­tiende gedicht:

Naar men zegt is het gedichtendag
Ik weet niet precies wat dat betekent
Maar ik denk dat ik dan dichten mag
Echter. Ik ben soms te lui voor woorden
En ook nogal vlug content
Ik ben al blij als het van ver op een
gedicht lijkt en als het veel­be­lovend begint ook al rijmt het daarna niet meer
Doei

Negen­tiende gedicht:

Oh gij, gij vettig wijveke, gij sloerie, lichtekooi

Oh gij, gij vettig wijveke, gij sloerie, lichtekooi
Met uw bek vol vieze woorden, uw verbaal geflik en flooi
Ik wil uw pruim met stoom blan­cheren en uw len­denen bien cuit
Ik ga uw per­zikske doen smeken naar een hete bain-marie

Mijn sta­lactiet begint te druipen, ik daal in uw grotten af
Hou u maar vast met beide handen aan de forsheid van mijn staf
Kroel met uw vingers door mijn pruik en met uw nagels in mijn vel
Blaas op mijn fluit tot hij zich t’rugtrekt in mijn glimmend klokkenspel

Aan al uw vieze woorden valt mijn libido ten prooi
Oh gij, gij vettig wijveke, gij sloerie, lichtekooi

Twin­tigste gedicht:

Lekker puh

Lekker puh

Een­en­twin­tigste gedicht:

Bang zijn

Bang zijn

Twee­ën­twin­tigste gedicht:

Al zit mijn lul in al uw gaten
Al klaagt uw schede steen en been
Al druipt er sperma uit uw oren
Gij zijt voor altijd mijn nummer één

Drie­ën­twin­tigste gedicht:

Gedicht voor een beetje tijd

Ik ken een plek op deze wereld
Een plek met maar één gedicht
Niet eens zo’n bij­zonder gedicht
Het rijmt bij­voor­beeld geeneens

Maar ik hou van deze plek
Deze plek met maar één gedicht
En als ik lang genoeg doorga
Wordt het gedicht weer licht

Als ik lang genoeg doorga
Wordt ook de nacht weer licht
En in de ochtend zal ik zeggen
Jezus wat een kutgedicht

Vier­en­twin­tigste gedicht:

Nooit meer koffie met koekjes erbij
Doof voor muziek of rijmelarij
Gedaan met het praten, de adem is op
Uw tech­ni­color gepeins in het slop

Er zijn dingen gezegd, en vragen gesteld
Soms was er sprake van zinvol geweld
Zinnen vol letters, hardop of juist niet
Maar niemand die nu nog uw tateren ziet

Ooit dacht ge fuck, ik doe ook maar wat
Het leven is kort en de aarde is plat
Ge wandelt wat rond, ge schopt ergens keet
Dan dondert ge, boem, van uw blauwe planeet

Gedaan het gezever, uw taalarsenaal
Het lezen van letters, het stille kabaal
Het bruisen van bubbels, ge hoort het niet meer
De kurk van de fles knalt nog één laatste keer

Maar dan komt aan alles een stil­zwijgend slot
Aan ver­halen ver­tellen en luis­teren tot
uw oortjes zo rood zijn dat ge ster­rekes ziet
En ge zingt met een kater nog één keer uw lied

Uw lied vol ver­langen, vol zinloos verzet
Het wee­moedig gezang met de dood aan uw bed
Ge stelt u de vraag of het goed is geweest
Maar niemand geeft antwoord

Dus geeft ge de geest

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *