Uiteindelijk goeiemorgen
Ik ben nog niet goed wakker. Toch ga ik schrijven. Omdat mijn vingers jeuken en omdat ik u graag zie. Als ik u graag zie (en dat doe ik doorgaans tamelijk ononderbroken), gaan mijn vingers wel vaker jeuken. Wat dat voor consequenties kan hebben, is niet geschikt voor het internet. Doch dit – zoals wel vaker het geval met eerste alinea’s – geheel terzijde.
Ik ben nog niet goed wakker. Toch ga ik schrijven. Met een sigaret in de ene en een kop koffie in de andere hand moet dat zeker lukken. De sigaret voor de focus, de kop koffie voor de wijd opengesperde rechterhersenhelft. Niet letterlijk uiteraard, dat wijd opengesperde. Dat zou erg onhandig zijn bij het schrijven.
Ik ben nog niet goed wakker. Toch ga ik schrijven. Omdat ik weet dat dat goed voor me is. Ik kom wel eens bij de dokter, en dan schrijft de brave man mij een medicijn voor, maar nog nooit heeft de dokter me aangeraden om te gaan schrijven. Gelukkig ben ik soms mijn eigen dokter. Dan bel ik mezelf om een afspraak te maken, en dan word ik onderzocht door dokter mezelf en dan keer ik huiswaarts met maar één advies: schrijven. En dat doe ik dan. Omdat ik het zeg.
Ik ben nog niet goed wakker. Toch ga ik schrijven. Omdat praten me nooit goed lukt, en al helemaal niet als ik nog niet goed wakker ben. Het is doorgaans al ver voorbij tien uur wanneer ik erin slaag om mijn eerste volzin van de dag uit te spreken. Lange zinnen met nutteloze – en bijwijlen ook enigszins voorspelbare – nevenschikkingen en associatiestroomgewijze paragrafen die volgepropseld zitten met allerledige nieuwvondstige en onbestaanbare woordaccidenten nedertikken door middel van een enthousiast en sterk gefocust – die sigaret, weet u nog – getokkel, aangevuld met een brandende ambitie om van het laatste woord van zo’n zin een onvergetelijke woordspeling te maken zonder dat ik daarbij ook maar één verbale klank dien voort te brengen lukt me daarentegen dan weer wel, ook al is de geambieerde woordspeling ver te zoeken.
Ik ben nog niet goed wakker. Toch ga ik schrijven. Omdat ik minstens vijf alinea’s nodig heb om te beseffen dat ik niet veel te zeggen heb, maar toch de drang voel om dat te vereeuwigen. Hier. Nu. Waarna het eindelijk tot me doordringt dat ik eigenlijk gewoon goeiemorgen wil zeggen. Daar heb ik soms een behoorlijke aanloop voor nodig, maar dat is dan maar zo.
Ik ben bijna wakker. Goeiemorgen. Ik zie u graag. Mijn vingers jeuken. Wilt gij es krabben?
Iedere dag in een winterslaap terecht komen vraagt ook behoorlijk wat van je wakker wordt module. Dat snap ik best.
Goedemorgen terug!
J
In de loopgraven is het eenzaam vertoeven wanneer de oorlog afgelopen is. Maar de soldaat verlangt naar regelmaat. Hij zou willen blijven strijden, deel uit maken van de goede zaak. Maar anderen zien in hem niet meer dan een overbodige vijand. Oprecht geloven in de strijd was voorheen zo makkelijk. Nu komt hij niet eens meer tot een gevecht met zichzelf.
De denkbeeldige vijand laat niets meer van zich horen. De geliefde zou hem verlaten hebben was ze ooit zijn geliefde geweest. Ik kan geen pijn meer voelen wanneer ik het leven omarm. Mocht ik het leven omarmen.
In de loopgraven staat de tijd stil, denkbeeldig word ik niet ouder, consolideren is een opgelegd doel geworden. Consolideren met wat? Een gedachte als verschrikking zonder vreselijk te hoeven zijn. Tot de enkels in de modder met als enig verlangen het moeras dat rond de benen zuigt en een hartslag naar de hersenen stuurt. Het schoonmaken van het geweer dient niks meer.
Over de rand staren, ieder dag opnieuw, naar het leven dat elders is. Het hart van een soldaat houdt vast aan zijn geloof.
@mis: Ik heb een groote winterslaap en een kleine module. Dat is om problemen vragen. En weer terug!
@bram: Misschien is het voorbarig, maar ik lees een compliment. Waarvoor dank.
Ik rook de koffie al.
Natuurlijk is het een compliment.
In dat geval: santé!
Goedemorgen! u maakt hele fijne zinnen voor iemand die nog niet goed wakker is. Was. Want middag al.
Dank u! Dat was een volzin met maar liefst twee woorden. Maar dat record is ondertussen al gebroken door de tweede zin van deze reactie. En de derde doet er nog een schepje bovenop. De vierde niet. De vijfde nog euh. De zesde is kapot. Einde.
He, wat fijn om u ook weer te lezen.
‘Mijn vingers jeuken. Wilt gij es krabben?’ Alleen al voor die zin in: blij je weer te lezen.
En erg blij om weer gelezen te worden!
Ok. Krab.
Ik ben nog niet zo moe. Toch ga ik slapen. Omdat het lezen van uw tekst mijn watertanden heeft ontbloot. Glimlach ik? Ja. Kom maar om met die vingers. Dan krijgt u van mij een volle hand.
Dank. Voor de krab. En de hand.
Ik heet Mirjam en ik vind dat jij mooie stukjes schrijft. Zo op de vroege morgen.