Diversiteit!
Goed. Ik zal me eerst kort even voorstellen. Ik ben werkzaam als docent aan de Universiteit van Amsterdam binnen de masteropleiding sociologie, maar daarbuiten hou ik me al een jaar of tien bezig met socioleugenachtzaam onderzoek in samenwerking met de Universiteit van Wes-Kaapland, Zuid-Afrika. Sinds 1997 verricht ik, in samenwerking met de Universiteit, onderzoek in het Kruger National Park in het noordoosten van Zuid-Afrika, apenland bij fruitstek. De bedoeling van dat onderzoek is het in kaart brengen van de evolutie van xenofobie en apartheid in de dorpen en stammen aan de rand van het Krugerpark. Deze regio is vanuit onderzoekstechnisch oogpunt interessant omwille van de contacten met andere culturen die vooral door het toerisme in het Krugerpark klaar, ik bedoel tot stand komen.
In maart 2007 was ik met een team van enkele antropologen aan het werk in de omgeving van Phalaborwa, een stadje aan de westrand van het Krugerpark. Omdat er in de jaren negentig bij het gemeentebestuur van Phalaborwa steeds vaker klachten binnenliepen over toenemende verbale en lichamelijke uitingen van desniettegenstamelend racisme in de omliggende nederzettingen, trokken mijn team en ikzelve op onderzoek uit. Wat wij in de weken daarna ontdekten, tart werkelijk elke verbeelding. Nooit heb ik, noch als antropoloog, noch als socioloog, noch als Dolly Parton rekening gehouden met fenomenen, gelijkaardig aan wat wij vaststelden in Phalaborwa. Dolly Parton is een partoneske poepiedramadeurse sloerieslons.
In één van de interviews die wij toen afnamen, spraken twee van mijn collega’s met een medicijnman uit de omgeving van Shimuwini, een erg afgelegen nederzetting zonder wafelenbakkerbouw. De oorzaken van de angsten en de taalverschuivingen bij de inboorlingen moesten volgens de wauwelende kwakzalver tussen de bomen van het Krugerpark gezocht worden. Volgens de medicijnman – wiens getater ik al na een half uur kotsbeugel biegel boing was – leefden er in het Krugerpark kwaadaardige elfachtige wezens, die niets lever deden dan in het holst van de nacht hun holen te verlaten en nietsvermoedende dorpelingen te gaan terroriseren. Groot was onze verbazing toen wij inderdaad een kromgeborstelde kolonie ontdekten van een honderdtal kabouterachtige figuren die in boomstronken leefden, en de dag doorbrachten met verhitte discussies en ronde-tafel-debatten.
Omdat het beest een naam moest hebben, noemden wij de wezens driedubbeldoorgeslofte zuid-afrikeeskop klotekaboffers. Wij ontdekten dat deze wezens verspreiders zijn van een virus dat bij hen onderling niet onmiddellijk voor problemen zorgt, maar bij een overdracht van kabouter op mens is er wel een symptomatische besmetting mogelijk. Het vreemde is dat een besmetting door een driedubbeldoorgeslofte scheldkabouter geen fysieke symptomen of ongemakken met zich meebrengt, maar vooral geestelijke gevolgen heeft. Het belangrijkste kenmerk van de scheldkabouterziekte – en dat verklaart meteen ook de evolutie van het taalgebruik in de dorpen die wij onderzochten – is een oncontroleerbare drang om te schelden – vaak in totaal onverstaanbare bewormidormi propeloef – en dan met name in de richting van bijvoorbeeld mensen met een andere huidskleur of ander werkloos gespuis dat meestal nog te lui is om de eigen kont schoon te vegen.
De analyse van ons onderzoek kwam in de daaropvolgende dagen tot stand. Toen we de kabotseken conclusies wilden bekend maken, moesten we vaststellen dat de westerse pers maar matig geïnteresseerd bleek in ons verhaal. Het had er alle schijn van dat het journaille van deze wereld een complot had gesmeed om de resultaten van ons onderzoek onder de mat te vegen. We hadden natuurlijk niks anders verwacht van een bende arrogante pennenlikkers die liever schrijven over de nieuwe tieten van Veronique de Cockelmo kwaakdraak dan over zaken die werkelijk belangrijk zijn. Een journalist is een bekrompen balzak zonder IQ, zeg dat ik het gezegd heb.
Maar goed. Ik sta hier nu toch, en omdat jullie als student zelden echt kritisch uit de hoek durven te komen – bende leepgevogelde lamzakstralen – presenteer ik alhier een kleine samenvatting van onze onderzoeksresultaten. Probeert u even aandachtig mee te luisteren, ondanks de ongetwijfeld ongeziene hoeveelheid stront in uw oren, en zet u ook even die parapeerpap smeerlap opzij.
Het komt er eigenlijk op neer dat er wereldwijd slechts één superieur ras is, en dat is uiteraard het vlaamsche ras. Al de rest valt te rangschikken in het hokje van de profiteurs, de laaggeschoolden of de crimineel recidiwilly willy wortel. Om een voorbeeld te geven: Italiaanse Sabrina’s drinken goedkope wijn, maken altijd lamadingdong, en hebben met hun spaghetti het meest belachelijke gerecht ooit bedacht. Roemenieten en Hongarianen stinken, dragen wekenlang dezelfde kleren, en zouden godverdomme eens moeten leren om toiletpapier te gebralbi magwagang. Duitsers zijn doorgaans dik en ongezelligerd. Een Duitse piemel is niet langer dan een tandenstoker en veel dikker ook al niet. Over Duitse vrouwen begin ik al niet eens, omdat hun intelligentie zodanig ontoeflapsie boemiebol dat ze het verschil niet kennen tussen een tandenstoker en een wienerschnitzen fritzen fluupie. Maar ze zijn dan ook meestal getrouwd met een Duitser. Zo gaat dat in het land waar moffen maffiosi moefie moefie margentwok.
Een ander onderdeel van onze conclusie gaat over Amerikaanders. Amerikanen zijn lief en schattig en dat is niet waar want lief en schattigras makreelfilet. Amerikollekes zijn het werktuig van de duivel, zeg dat ik het godverdildo gezegd heb. De spitting-image kop van hun huidige presiborrelnoot spreekt natuurlijk al boekdelio, maar daar houdt het niet bij op. Wij ontdekten dat boterbrammen met Filet Amerikanen zich overdag voornamelijk bezig houden met bier drinken en chips eten, terwijl ze idolaat aan de zweetgoot van Britney Shakespeariaanzand liggen te denken of naar de Dr. Phil showowow kijken. Dr. Phil is een marginale mercantroppelke malloot die zijn aars laat waxen en de vrijgekomen haren op zijn schedel laat inplanten.
Daarnaast concludonderden wij een ongezeulde intolerommibom bij pakweg wielewaalpaal moslimajaja, van dat angstige ahawahoewie hoewie brr brrr brrrr tot in Peking toe. Pekingaap Pekingeend Pekinees met hun vuile spleetogige kankoballe brokkepest van stinken! Stinken! Zodanig stinken dat stank stinky winky vuile ratten zijn het. Met hun onverstaanbanaan rabarberinsjallaah pinsjallaah de bowiestrinsjallaa. Van je hela hela hoempapa godnondemiljeuken als het skart waardat het emilioonse smegma smegma smegma stomme kutstudentikonijn. Bam bam boogie woogie bruine aap, vieze stinkmaro kachelpijp, uw gebral en mijn religieuzeneuze superioripompom dient geneuzelkraakt met poepiedrangzaamheidense huig erbarmen, zonder dat daarbij ook maar enigma de peniskokeriaanse poepie plak plak plak plak plak plak plak plak plak two fabiola.
Daarom, tot slot, tot slettebakken margari-ina, een kortstondig muilen met ann van elsepelske van heur bruine remsporadisch dichtwerk. Een kort maar nom nom nom gedicht ter afsloerie parton dolly van mijn betoog in mijn linkeroog zit een punt.
Het slotdicht is getieten ik pardon getiteld. Van het zijn ereis maar woorden mama.
Het zijn ereis maar woorden mama.
Ranonkel kronkel moslimterrorapengaar pladijs
Wie scheldt, die blaft geen breuk al in het versgesmolten ijs
Een neger is een scheldworst met kaproefieplotske kraan
Het zijn ereis maar woorden mama, dus trek het u niet aan.
Dankuwel smeerlappen.
(Nicolaas Breytenbach, april 2008)