De week van de steen
Ik bracht vorige week een bezoek aan de dienst Spoedgevallen wegens acute nierkolieken. Nierkolieken worden veroorzaakt door een niersteen die zich ergens in een gangetje nestelt en aldus de vloeiende afloop van het een en ander blokkeert. Het gevolg zijn pijnen die ik mijn ergste vijand niet toewens. Ik lag de rest van de week in een ziekenhuisbed te genieten (nou ja, ahum kuch) van zware pijnstillers en andere medische wonderen. In eerste instantie was het de bedoeling dat ik het vermaledijde rotsje via de geijkte weg zou uitzeiken. Toen dat niet wilde lukken, werd overgegaan tot operatief geknutsel. Auw. Wat volgt is een verslag in memorabele quotes.
Noot vooraf: het is heel goed mogelijk dat u bij het lezen van onderstaands de neiging krijgt om te roepen ‘That’s a little more information than I need’. Gelieve mij hier bij voorbaat voor te vergeven.
Zondag.
«Dat was ook zo.»
Reactie van de dienstdoende verpleger, toen Maartje – na twee uur wachten achter een gordijntje op de dienst Spoedgevallen – ging informeren of men ons niet vergeten was.
«Zijde gij Thomas Verhille?»
Vraag van een andere verpleger, net voordat ik de lift instapte richting afdeling Radiologie. Bleek dat ik een verkeerd formuliertje mee had gekregen. Ik mag er niet aan denken wat er allemaal gebeurd zou zijn als de vergissing niet werd ontdekt.
«Nee hoor, dat weet ik niet.»
Toen de verpleger mijn infuus kwam verversen, begon er naast me een apparaatje te zoemen. De verpleger vroeg: “Tiens, wat zoemt hier zo?”, waarop ik antwoordde dat dat ding al de hele tijd aan- en afsloeg, en dat ik veronderstelde dat hij wel zou weten waar het voor diende.
Maandag.
«Dan gadenaartoilet voor ne wind, mageweet nie of tnendrogen ofnenatten is he. Nu kan ik mij weer overnieuw gaan wassen.»
Bejaarde kamergenoot nummer 1 tegen bejaarde kamergenoot nummer 2 bij het verlaten van het toilet.
«Zes millimeter.»
Antwoord van de echograaf op mijn vraag hoe groot die niersteen dan wel was.
«Oei, daar hebben wij geen ervaring mee.»
Antwoord van de informatica-helpdesk van het ziekenhuis op mijn vraag hoe ik met mijn Macbook het draadloze patiënten-netwerk kon gebruiken.
«Nu afwachten, geen vergruisgevalletje helaas.»
Maartje informeert de beterschap wensende twitteraars.
Dinsdag.
«Nee.»
Antwoord van bejaarde kamergenoot nummer 2 op de vraag van een verpleegster of hij nog familie had.
«Tot straks, snollebolleke. Poet poet.»
Slotwoord van bejaarde kamergenoot nummer 1 na het zoveelste telefoongesprek met zijn echtgenote.
«Daar ben ik toch niks mee.»
Toen ik – met mijn rammelende infuuskarretje aan de ene, en mijn geliefde aan de andere hand – naar beneden waggelde om buiten op een bankje een sigaretje te roken, vroeg een bleek uitziende dame in een rolstoel of we een vuurtje hadden. Maartje deed haar in alle vrijgevigheid één van de vele aanstekers uit haar tasje kado, met de woorden “En veel beterschap, mevrouw.” Of we uit haar antwoord een depressie of een terminale ziekte moesten afleiden, hebben we nooit geweten.
«Int hospitaal liggen, dat is voor 90 procent liggewachte.»
Eén van de talloze filosofische gedachtes van bejaarde kamergenoot nummer 2.
«En dan kunt ge donderdag naar huis.»
De chirurg, nadat hij kwam melden dat ik woensdag geopereerd zou worden.
Woensdag.
«Zis daar, Johan»
Bejaarde kamergenoot nummer 2 zat aan het raam te eten en zag Maartje het parkeerterrein opfietsen. Om één of andere reden noemde hij me steevast Johan. Ik was te moe om hem te corrigeren, en bovendien vond ik het wel charmant. Donderdag zou hij de komst van mijn geliefde op dezelfde manier aankondigen, de held.
«Wat is er, zijt ge zenuwachtig?»
Vroeg de anesthesist in de operatiekamer toen hij zag dat ik wat lag te rillen.
«Niet schrikken, er hangt een sonde aan uw penis.»
De eerste woorden die ik hoorde toen ik ontwaakte uit de verdoving.
«Dus gij gaat niet veel moeten drinken. Gij gaat belachelijk veel moeten drinken.»
Opmerking van de chirurg toen hij me kwam melden dat hij tijdens de operatie had ontdekt dat ik een aangeboren vernauwing van de urinebuis heb.
«Toen heb ik hem in uw blaas laten vallen, en ik kreeg hem niet terug gepakt. Want een volle blaas, dat is gelijk ne biljartbal. Dat zwiept alle kanten op.»
Dezelfde chirurg, op overdreven vrolijke wijze verslag uitbrengend van de operatie. Het gevolg was dat ik de niersteen alsnog moest uitpissen en dat ik met een blaas vol bloedklonters zat.
Donderdag.
«Naar huis? Ik denk niet dat gij vandaag naar huis moogt, hoor.»
Een verpleegster haalde me abrupt uit mijn droom.
«Liefje, mijn vingers worden paars.»
Maartje, toen ik haar hand tot moes kneep tijdens het plaatsen van een tweede piemelsonde.
«Bel effe naar spoed, of daar iemand is die dit wel kan.»
Eén van de twee zenuwachtige verpleegsters die pijnlijke maar vergeefse pogingen deden om eerder genoemde sonde – met een doorsnee van een dikke centimeter – in mijn jongeheer te wurmen.
«Zal ik nog effe spoelen?» (x 287)
Lea, de nachtzuster, komt voor de zoveelste keer via de sonde de bloedklonters uit mijn blaas pompen.
«Nee zulle, dat komt omdat Lea is langs geweest.»
Dezelfde nachzuster vroeg of de druk op mijn blaas al minder werd. “Ja, een beetje”, zei ik. Toen ze vroeg of ik wist hoe dat kwam, veronderstelde ik luidop dat hoe minder bloed er in mijn blaas zat, hoe minder druk ik voelde. Dat was buiten Lea’s nachtelijk gevoel voor humor gerekend.
«Dat is blaaskramp, jongen.»
Weer Lea, toen ik een beetje paniekerig meldde dat de druk toch wel heel vervelend werd.
Vrijdag.
«Dan moogt ge uw spullen pakken, meneer Daemen.»
En ik slaakte een zucht van verluchting die het ziekenhuis op zijn grondvesten deed daveren.
Ziekenhuizen zijn een malaise! :-(
Zwijg stil!
En dat dan toch weer mooi in woorden vormgegeven.
Wegschrijven heet dat. Dankujoost.
Heer Daemen,
Ik werd hier tegelijk vrolijk en niet bepaald vrolijk van.
Ik denk wel dat dat de bedoeling was.
Een groet.
De Drs.
Ik heb niet geroepen.
Net niet.