Ik zal het vinden (001)
Ten eerste vind ik dat ik meer mijn gedacht moet zeggen.
Ten tweede vind ik dat ik best ne stille mag zijn, zonder dat iemand dat raar hoeft te vinden.
Ten derde vind ik dat niemand mij hoeft te vertellen of ik moet gaan stemmen of niet. Dat bepaal ik zelf wel.
Ten vierde vind ik het misdadig dat Studio 100 niet ter verantwoording wordt geroepen voor hun jarenlange kindermisbruik. En ik weet wel dat dat een beetje overdreven klinkt, maar als ge als achttienjarige moet terugkijken op een culturele historie die voor 80 procent uit lelijke kleuren, inspiratieloos gekwetter en kabouters met een onderbroek op hunne kop bestaat, dan noem ik dat kindermisbruik. Er wordt goddomme een hele generatie elke vorm van creativiteit of originaliteit door de neus geboord. Een generatie die de komende vijftig jaar misschien wel boeken gaat schrijven of films gaat maken of schilderijen of romantische gedichten of wie weet zelfs een pilleke tegen kanker, en dan wil ik eerlijk gezegd niet weten wat voor bagger er uit zo’n gehersenspoeld bumba-kindje zal komen.
Ten vijfde vind ik computerspellekes plezant.
Ten zesde vind ik dat het stadsbestuur van Leuven de stationsomgeving finaal verkloot heeft. En dan mogen ze stoefen wat ze willen over hunne kop van Kessel-lo, maar hier aan de voorkant van het station ziet het eruit alsof drie dronken architecten hun paperassen door elkaar hebben gehusseld. En die oorlogsherdenkingspiemel staat gewoon in de weg als ge wilt weten hoe laat het is, laten we daar eerlijk over zijn.
Ten zevende vind ik Sexjunkie van Stijn een lollig liedje. Die Stijn heeft wel meer lollige liedjes, maar Sexjunkie is verdomme een goed voorbeeld. Ik zag hem ooit op Lowlands een tent nietsvermoedende Nederlanders naar een kookpunt brengen en dat zal ik nooit vergeten. Waarvoor, beste Stijn, mijn oprechte dank. En als ge ooit ne lollige tekst nodig hebt voor een liedje: ik ben uw man.
[audio:Sexjunkie.mp3|titles=Sexjunkie|artists=Stijn]Ten achtste vind ik het gedoe rond de Mexicaanse griep een heel klein beetje – euh – overdreven. Dat is alsof ge de winter opeens – ik zeg zo maar wat – het Cambodiaanse seizoen gaat noemen en dan heel hard roept dat het in december gevaarlijk is, want het is wel potverdekke het Cambodiaanse seizoen hee zeg.
Ten negende vind ik dat die rare blonde jongen op een terraske op de Grote Markt gisteren een cunning planneke had, ondanks het feit dat hij zich gedroeg als een Duitse backpacker die stemmen hoort. Hij kwam met zijn fiets aan de hand langs het terras gewandeld, en keek rond alsof hij zijn vrienden zocht. Naast het terras liet hij zijn fiets gewoon op de grond vallen, en ging toen nog es tien minuten voor de tafelkes staan rondturen alsof hij dus zijn vrienden zocht. Maar hij zocht zijn vrienden dus niet. Op zeker moment – hij maakte even de indruk plotseling zijn stoute schoenen gevonden te hebben – sprak hij een dame aan een tafeltje aan die meer dan de helft van haar spaghetti onaangeroerd had laten staan. Of ze het erg zou vinden als hij die spaghetti voor haar zou opmaken. Dat vond ze gelukkig niet erg, en verlegen maar blijgemutst nam de Duitse zonderling plaats aan een aanpalend tafeltje met een halve portie bolognese voor de kiezen. Dat vond ik een idee om in te lijsten. En ik weet wel dat het waarschijnlijk geen echte Duitser was, maar ik had net mijn zevende cappuccino op en dan ga ik het – qua nationaliteit – zelden ver zoeken.
Ten tiende vind ik koffie met slagroom géén cappuccino.
‘t Is toch waar zeker.
Hihi
u heeft gelijk.
Allez, ik vind dat
het duurt wel vreselijk (haast ondragelijk) lang hé? dat nummer van stijn…
Ten vierde: Maar nee, Bumba is puur surrealisme. De volgende generaties worden allemaal gebrainwashte Dali’s.
Ten zesde: En wat is dat met al die zwarte bakstenen blokken met smalle raampjes op een rijtje en van die halve gare hekjes vlak bij het raam? Wie heeft zoiets saais nu weer uitgevonden?
Ten achtste: Het begint hier inderdaad een beetje een griepspookhuis te worden.