Ik ben geen pineut
We zaten in de trein. De trein was zo vol van warme zwetende mensen, dat we gelijk maar in het gangske bij de deuren gingen zitten. Ge zit tegen de plee, zei ik tegen haar. De plee was bezet, dus kwam ze naast me zitten. Zo konden we zien wie er van de plee zou komen. Dat duurde zo lang – een halte of vier – dat we dachten dat de plee niet bezet maar defect was. Toen ging het deurke open en kwamen er twee lange wappers naar buiten. Lange wappers zijn lange slungelachtige jongens. We vroegen ons gelijk af wat die twee wappers zo lang met zijn tweekes in de kleine plee-cabine aan het doen waren, en onze stoute fantasie schoot alle kanten op. Er waren drie mogelijkheden. Eén. Ze hadden geen ticketje en wilden aan de controle ontsnappen. Twee. Ze hadden wat privacy nodig om zich stiekem te laven aan een of andere geestesverruimende substantie. Drie. Ze hadden wat privacy nodig om stiekem het beest met twee ruggen te berijden. Wij opteerden op fluistertoon voor optie nummer twee. Dat kwam omdat ze uit hun ogen keken als gabbers met een oogziekte, maar dan zonder die idiote gabberbewegingen. Optie drie overwogen we uiteraard ook even, maar het hokske van de plee was zodanig klein dat zelfs een beest met maar één rug er amper zou kunnen manoeuvreren. Ik had een ruiker oranje rozen in mijn handen. Dat kwam omdat mijn lief – die in actualiteit nog geen moeder is maar in potentie wel – een ruiker oranje rozen had gekregen van mijn moeder – die drievoudig kampioen kinderen grootbrengen is. Het was moederdag en dan geven actuele en potentiële moeders elkaar een presentje. Zo gaat dat op moederdag. Er was ook nog een jongetje dat door zijn vader naar de plee werd begeleid. Dat was voordat de twee dopeheads hun schuilplaats prijsgaven, dus het jongetje moest onverrichterzake met zijn vader aan de ene en zijn piemelke in de andere hand naar zijn plaats terugkeren. Het gekke was dat die oranje rozen helemaal niet sterk geurden. Ze waren schoon en prachtig, daar niet van, maar ze waren quasi geurloos. Dat is een beetje raar maar niet zo erg. Ze staan hier nu in een vaaske in bloemrijke broederschap met één roze roos. Of die laatste ook geurloos is, weet ik nog niet. De vaas met rozen staat aan het raam. Achter het raam ligt een tuin met bloemekes (veel) en een beginnende druivelaar en jonge maar wilde zonnebloemen en spruitjes en paprika en radijskes en een pompoenplant en gras dat zo zacht is dat ge erop kunt slapen. Als ge in slaap valt op het gras en ge wordt geprikt door een mier of door een mier en zijn familie, dan zijt ge de pineut. Als ge vergeet dat er doornen aan rozen zitten en ge aanvaardt met iets te veel enthousiasme de u aangereikte ruiker, dan zijt ge de pineut. Als ge in China woont en de aarde gaat schudden, dan zijt ge de pineut. Als ge klein zijt en ge moet piesen op een overvolle trein, dan zijt ge de pineut.
Het is lente. Ze is van mij. Ik ben geen pineut. Ik ben gelukkig.
Jullie hadden nog geluk, mijn trein zat zo vol dat je zelf in het gangske tussen de wagons niet meer kon zitten, maar moest rechtstaan. En er was daar geen airco maar veel veel luidruchtige Waalse jongeren, dus ge kunt u al inbeelden hoe tof die treinrit wel was zeker?
Voetbalprentjes omruilen?
Was getekend
Was getekend?
Was helemaal niet getekend.
En ik hou niet van voetbal.
Vaak denk ik bij het gedrag van verliefde stelletjes: doe normaal zeg. Jullie zijn allebei niet leuk! Laat staan dat jullie bij elkaar passen!
Maar bij Z. en u denk ik dat niet.
PS Dit was een soortement van compliment. Dat is heel wat.
PPS Die hierboven niet heeft getekend, dat was Van de Pot Gerukt. Maar dat was u al wel duidelijk neem ik aan.
Gij hebt schoon complimenten. Merci.
en ik maar denken dat geluk het nekschot voor een creatief zou zijn.
hoezee voor mijn ongelijk!