• Wannes Daemen

Zout

Als kind wilde ik nooit zout op mijn frieten. Dat kaderde enigszins in het ‘jakkes-lust-ik-nie-zulle-moeke’-adagium dat ik als tiener han­teerde. Ik lustte in die tijd geen spruiten, geen witloof en geen cham­pignons. Alleen die spruiten heb ik later leren appre­ciëren. Gelukkig maar, want spruiten zijn – na erwten – de lek­kerste groene bol­lekes die er zijn.

Maar over dat zout dus. Het was niet zo dat ik geen zout lustte, nee, het was eerder een kwestie van lef. Op tien­jarige leeftijd had ik nog niet het lef om pakweg bier te drinken, of om mijn toen nog rokende vader om een sigaret te vragen, of om een ziel­to­gende jonge fazant door middel van een goed geplaatste hals­wer­vel­ro­tatie uit zijn lijden te ver­lossen. Dat laatste heb ik trouwens jaren later nood­ge­dwongen moeten leren tijdens één van de vele vakan­tiejobs die ik in mijn jeugd ver­sleten heb. 

Maar over dat zout dus. Het leek mij toen­dertijd zodanig stoer om in de frituur beves­tigend te ant­woorden op de vraag mag er zout op?, dat dat voor mijn schuchtere lego-kastelen bou­wende tie­ner­zieltje net te hoog gegrepen was. Daarom vroeg ik nooit zout op mijn frieten, dronk ik enkel tafelbier, kreeg ik spontaan zweet­handen als mijn ouders me in mijn eentje naar de bakker stuurden, en brulde ik als een wijf toen ik voor het eerst zonder die kleine bela­che­lijke ach­ter­wiel­wieltjes zou gaan fietsen. Niet dat ik pas heb leren fietsen toen ik tien was, maar qua mie­tjes­gedrag scheer ik graag mijn hele kindsheid over één kam.

Maar over dat zout dus. Ik werd ouder en een heel klein beetje stoerder. Ik maakte grappen, ik ging overkop met een BMX-fietske, ik ging naar fuiven (af en toe), en ik ont­dekte de magische aan­trek­kings­kracht van tieners die plot­seling borsten kregen. En ik leerde bier drinken (lees: kriek slurpen). Ik leerde ook ja te zeggen op zou­terige vragen in de frituur. En ik voelde mij een man. Ik voelde mij een hor­monaal gedreven, witzen spu­wende en zout etende bink. Don’t get me wrong, ik was nog steeds zo ver­legen als een pis­sebed in de zon, maar ik ont­dekte truukskes om een heel klein beetje stoer te doen. Zout op mijn frieten was één van die kleine dingen waardoor ik me net iets meer man en net iets minder puber­trien voelde. Veel stelt het wel­licht niet voor, maar als puber is elk klein houvast belangrijk.

Dat zout-gevoel is nooit meer weg­gegaan. Ik ant­woord nog steeds met een licht over­dreven into­natie Ja, graag! in de frituur en ik voel me nog steeds een heel klein beetje Bruce Willis als ik dat zout voel smelten op mijn tong.

1 reactie

  1. Uw Moeder schreef:

    Mag daar maanzout op?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *