Herfstwesp
Het was geleden van mijn tiende of elfde levensjaar dat ik gestoken werd door een wesp. Dat was in het hartje van de zomer en ik speelde in de king-size zandbak die mijn vader voor zijn kroost had aangelegd. Ik bakte zandtaarten en lachte mijn jongere zussen uit met hun halfbakken spritskoeken. Tot die zwart geel gestreepte klootzak op mijn pols kwam zitten. Hoe het daarna exact in zijn werk ging, weet ik niet meer precies. Ik weet nog dat ik zowat verstijfde van angst en niet meer durfde te bewegen. Het zweet des aanschijns spatte uit mijn jeugdige poriën en de helft van mijn zandtaarten zakte spontaan in elkaar. Na vijftien seconden zag ik de wesp denken Dit wordt een makkie en met een welgemikte hurkbeweging plantte hij zijn kontpiemelprikding in mijn pols. Sindsdien ben ik behept met een obsessieve zandbakfobie.
Het mag wellicht een zegen genoemd worden dat dat de eerste en meteen ook de laatste keer was dat een wesp mij aan zijn angel reeg, en het bangelijke zandbakmoment verzandde sindsdien in de achterhoofdelijke krochten van mijn herinnering. Tot gisterochtend.
Pas wakker en nog slaapdronken waggelde ik in één van de kingsize kamerjassen van mijn lief naar de plee. Onderweg ging het sluimerende wekkersignaal van mijn gsm uit de rechterzak van de kamerjas blieperen. Ik greep naar het toestel voor een vermanende druk op de ik-ben-toch-net-opgestaan-gore-kaktelefoon-knop. Maar al gauw maakte de innerlijke scheldtirade jegens mijn mobieltje plaats voor een goddeloze oerkreet uit het hersendeel dat ik alleen gebruik als ik met een hamer op mijn vinger sla. Ik voelde een krachtig aanzwellende pijnprik in het topje van mijn rechterfuckvinger. Ja die. Alsof ik bestraft werd omdat ik onbewust fuck you zei tegen de wekkers van deze wereld. Ik vloekte het behang van de muren, waardoor ook Zezunja opschrikte en mij spontaan ter hulp kwam geschoten.
In eerste instantie dacht ik dat ik door een spin was gebeten. De kamerjas die ik aanhad hing immers al tijden aan een kapstok in de slaapkamer en die kapstok stond tegen een muur waar ik recentelijk op heldhaftige wijze een halve bus Axe had leeggespoten om een exotiese tarantula te verdoven die te hoog tegen de muur zat om hem plat te meppen. Wat trouwens ook een fijn verhaal opleverde, maar dat vertel ik pas als onze slaapkamer niet meer naar deo ruikt. Vermoedelijk ergens na 2012.
Een spinnenbeet was de enige mogelijke verklaring die ik op dat moment kon verzinnen. Het is immers al herfst en de enige beesten die je dan nog in huis vindt, zijn spinnenkoppen. De in walmen van musk overleden tarantula had waarschijnlijk een paragraaf in zijn testament staan dat zijn afstammelingen opriep tot meedogenloze wraakacties. Mijn vinger voelde gisterochtend alsof hij bezocht was door de tarantulese maffia. They made me a prikske i couldn’t refuse. Of dat dacht ik althans.
Zez rukte instinctief de kamerjas van mijn schouders en maakte aanstalten om het maffia-hoofdkwartier in de wasmachine te proppen. Er bestaat immers weinig kans dat geleedpotigen een wasbeurt van zestig graden overleven, dat weet een kind van tien. Maar net voordat ze het wasmachineluikje openklapte, vloog er iets zwarts uit de plooien van de kamerjas omhoog. Omhoog en weg, om nooit meer gevonden te worden. Of dat dachten we althans.
Totdat professioneel vleermuizenvanger en insectenverdelger Sjeik zich met het zaakje ging bemoeien. Onze jongste kattentelg begon plotsklaps rond te springen zoals alleen hij dat kan, als een kruising tussen een jong geitje en een stuiterbal. Voor we er erg in hadden, zat ie op de vensterbank tegen het raam heen en weer te meppen. Het object van zijn gepingpong was ontegensprekelijk de oorzaak van mijn pijnlijke en rood aanzwellende rechterfuckvinger. En dat was tot mijn grote verbazing niet Don Tarantula Corleone.
Het was een wesp. Een zwart geel gestreepte uit de kluiten gewassen klootzak met een kontpiemelprikding. De herinnering aan ingezakte zandtaartjes en opgezwollen polsen wurmde zich uit de krochten van mijn achterhoofd naar de oppervlakte. Als je aan honderd mensen zou vragen hoe groot de kans is dat je midden oktober door een wesp wordt gestoken die zich schuilhoudt in je kamerjas, krijg je waarschijnlijk 99 keer de vraag Een wesp? In oktober? Hahaha! Is dit verborgen camera? Waar moet ik zwaaien?
Maar bij deze is het bewijs van verregaande klimaatopwarming en wespenterrorisme geleverd. In de plooien van een doordeweekse kamerjas. Een kamerjas die met stip op nummer één in mijn toptien van belachelijke obsessieve fobieën binnenkomt.
Zandbakangst zakt naar de tweede plaats.
‘Halfbakken spritskoeken’?!
Loontje komt om zijn boontje, meneer Maanzand. Had u 20 jaar geleden de kunst gewaardeerd van het bakken der Zandse Princekoeken, dan had de tarantula die wesp van u al lang opgegeten!
Nah!
je word al wat oud en mooier zal je niet worden ‚als je al mooi moest zijn geweest . van een oudje
Eum. Kan het ietsje duidelijker? Of praat u tegen uzelf?