• Wannes Daemen

Drie beschrij­vingen van het­zelfde feestje

1.

Het is zonnig in het wilde westen. En warm. Stel u een loco­motief voor. Een antieke maar goed geo­liede stoom­lo­co­motief. Hij is groot, die loco­motief. Hui­zenhoog. De sporen waar hij op rijdt, liggen drie, vier meter van elkaar. Zijn aanblik maakt nederig en zijn scha­duwen zijn lang. Om in de stuur­cabine te komen, moet ge eerst een ladder van zes meter beklimmen. In de stuur­cabine is het broeierig heet.

Dan komt dat machien in gang. Heel langzaam beginnen zijn wielen te draaien en komt er een beetje stoom uit de schoor­steen. Heel traag begint dat monster te rijden. Een hyena rent jankend het struik­gewas in. De drijf­stangen op de wielen van de trein gaan rit­misch op en neer, steeds sneller.

De machinist is een intel­li­gente man, die weet hoe hij met mas­to­donten om moet gaan. Niet te vlug ver­snellen is de bood­schap. Heel gemoe­delijk maar met forse hand de loco­motief besturen. Maar wel met wis­kundige tref­ze­kerheid en de blik recht vooruit.

Terwijl het ritme van de drijf­stangen wordt opge­voerd, en er steeds meer rook uit de schoor­steen komt, lijkt het voertuig te gaan gloeien. Als een stuk metaal dat langzaam wordt opge­warmd. Het land­schap zoeft voorbij, en het wordt steeds moei­lijker details te onder­scheiden. De trein is nu niet meer te stoppen, en dan gebeurt het onvermijdelijke.

Met een snelheid waar de Thalys jaloers op zou worden, knalt de stoom­lo­co­motief door de geluidsmuur. De lucht trilt en vogels vliegen ver­schrikt op uit boom­kruinen. Hyena’s gaan plat op de grond liggen. De trein gloeit als een sintel en spuwt zwarte pluimen rook en stof het luchtruim in.

Het gekke is dat ik niet meer weet hoe de trein tot stil­stand komt.

2.

Stel u het vol­gende voor. Iedereen slaapt. Het is vijf uur ’s och­tends. Een commando-eenheid van de geheime dienst vat post aan een voordeur. Op een nauw­keurig afge­sproken teken van de aan­voerder wordt de voordeur met een koevoet open­ge­maakt en pene­treert de eenheid de woning. Soepel en gestroom­lijnd maar niet helemaal geruisloos banen de gewa­pende agenten zich een weg door het huis. Het einddoel is de slaap­kamer op de eerste verdieping.

Onderweg naar dat einddoel gaat de eenheid heel voor­zichtig te werk. In de gang en op de trap wordt alles intact gelaten, er wordt niets omge­stoten of stuk­ge­maakt. Alles blijft netjes op zijn plaats. Het is pas op de eerste ver­dieping dat het grote geweld wordt boven­ge­haald. Eerst moet de deur van de slaap­kamer eraan geloven. Een slapend paartje schrikt wakker, maar veel tijd om zich iets af te vragen, krijgen ze niet. Nog voor ze goed en wel beseffen wat er gebeurt, worden ze door­zeefd met kogels. Het bed en de muren kleuren rood van het bloed.

De ver­nie­ti­gings­tocht van de agenten is nu niet meer te stuiten. In een mum van tijd wordt de slaap­kamer sloop­ha­mer­gewijs her­in­ge­richt. Kast­deuren worden gespleten en spiegels knet­teren aan dig­gelen. Gor­dijnen en vast tapijt worden in de fik gestoken.

En dan de rest van het huis.

Eén voor één worden alle kamers in het huis tot puin herleid. Met de slaap­kamer als ver­trekpunt maakt de commando-eenheid onver­stoorbaar komaf met gezel­ligheid en kneu­terige inte­ri­eur­de­co­ratie. Dat gebeurt secuur en zwijgend. Geen enkel meu­belstuk, geen enkel schil­derij, niets wordt heel gelaten. Het huis wordt – van bin­nenuit – zorg­vuldig maar razendsnel gesloopt. In de verte hoort ge de fluit van een stoomlocomotief.

Wanneer de agenten zwetend en onder het stof weer naar buiten komen, stort het huis in elkaar. Met een don­derend gekraak zakken muren, vloeren en dak­ge­binte tegen de grond. Een gigan­tische groe­zelige stofwolk is het orgelpunt.

3.

Eén keer in de zoveel jaar gaat ge naar een concert dat u com­pleet van uw sokken blaast. Een optreden dat u ach­teraf doet besluiten: daar doe ik het god­ver­domme voor. Al die bezopen zangers, al die onder­maatse geluids­in­stal­laties, al dat lauwe bier, al die lal­lende pogoënde toe­schouwers, al dat staan en wachten, al die humbuk die gepaard gaat met con­certjes doen. Eén keer in de zoveel jaar ziet ge een band die u al die humbuk in één keer doet vergeten.

Afge­lopen dinsdag ging ik naar Battles kijken in de AB. Het was heel lang geleden dat ik mezelf moest knijpen om te checken of niet gedroomd had.

Danku Battles. Dankuwel danku dankuwel. Danku. Dankuwel.

7 reacties

  1. GDB schreef:

    U wordt bedankt. Ik had nog nooit van de band gehoord. Dat kan moeilijk anders want ik ben doof. Ik heb namelijk vroeger een keer te veel te dicht bij de geluids­ver­sterkers gestaan.

    Tant pis, Tampax.

    La vie continue.

    Groeten,
    GDB

  2. roosje schreef:

    wow, wat een mooi blogje…
    (jammer dat ik dat feestje gemist heb)

  3. Yuri schreef:

    @ GDB: Battles heeft zodanig fijne bas­lijnen dat ge ook met uw mid­denrif kunt luisteren.
    @ Roosje: Thanks!

  4. J schreef:

    als ik ooit een nieuwe toko ga starten gaat het Humbuk heten!
    grijnsch.

  5. Yuri schreef:

    Ik kijk al uit naar het Broodje Bata­klang met Humbuksla.

  6. Noynourfe schreef:

    Dat heb ik ook dus. Dat er Hyena’s rond­lopen terwijl ik ach­teraf WEET dat dat niet kan. Coyotes. Die heb je dan weer wel in het wilde westen. En zo’n mooie ver­her­haling: een com­mando ‑eenheid die de eenheid ver­stoord. Heerlijk.
    Tja. Battles die ken ik niet. Blof wel. Was ook wel mooi. Maar niet zo mooi als uw logje.

  7. Yuri schreef:

    Zo gaat dat met uit de hand gelopen meta­foren. Dagen later hoor ik nog de hyena’s huilen en zie ik aas­gieren over de plek des onheils cirkelen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *