De morgen stond
Van schemering tot slaapdronken nog
Van stukske krant met een bakske troost en
Van dat het daghet in den oosten
Zo stond de morgen
Van ochtendkak tot warme bakker
Van het ochtendlicht met zachte gloed en
Van wat die gloed met uw ogen doet
Zo stond de morgen
Van zwijgen totdat het goud wordt
Van zelf de zon zien komen en
Van denken hoe blij bomen zijn
Zo stond de morgen
Vanzelf wachten op de dag, de dag
Vandaag de dag van dag hey hoewist? en
Vanmorgen stond gij al te blinken
Zo blinkt gij de morgenstond
ge zoudt er prompt van willen dat die morgen ‘ns een keertje weer gewoon gaat liggen.