Stenen (2)
Ik piste bloed en schrok me rot. Daarom stuurde mijn huisdokter me naar een of ander radiologisch medisch centrum dinges om een echografietje van blaas en nieren. Dat centrum zag eruit alsof het in de jaren zeventig was gebouwd. Daarna was de tijd vergeten af en toe een upgrade te downloaden. Aan de muur van de inkomhal hing een gigantisch blauw-grijs smirna-tapijt dat de indruk wekte dringend een vlooienbandje te kunnen gebruiken.
Mij werd verzocht plaats te nemen in een hokje met een deur aan twee kanten. Daar moest ik strippen tot enkel mijn onderbroek overbleef. Het was koud en er schoten flarden van herinneringen aan het medisch onderzoek in de lagere school door mijn hoofd. In een hoek tegen het plafond kroop een kever in kleine cirkeltjes rond. In de verte hoorde ik mensen lachen. Toen ging de deur open en een dikke verpleegster gebood me te volgen. De verpleegster had een borsteltje en blik in de hand met daarop een hoopje unidentified garbage. De gang die we zwijgend betraden was nog kouder dan het hokje. Enkele buislampen flikkerden onrustig als leken ze me te waarschuwen voor komend onheil.
We betraden een ruimte die iets had van een opslagplaats voor afgedankte fabriekstoestellen. Links een gigantisch scanner-ding waar vermoedelijk radioactief afval mee onschadelijk werd gemaakt, rechts een rij aftandse DOS-computers met allerlei apparatuur eraan gekoppeld. Rechts in het midden stond een bank met zo’n ziekenhuispapier erop. Dat was het enige item in de hele ruimte dat van enige hygiëne leek te getuigen. De verpleegster gebood me te gaan liggen en op de dokter te wachten.
Het was te koud om languit te gaan liggen, dus bleef ik even zitten op het ziekenhuispapier. De DOS-computer naast de bank was gekoppeld aan een soort joystick met knoppen die er erg beduimeld uitzagen. Op het scherm zag ik verwarrende getallen en gegevens staan, en in een klein vakje onderaan stond mijn naam en adres. Er stond ook iets in het engels over urinewegen en daaronder drie aanvink-vakjes: Male – Female – Other. Het vakje Other was aangekruist.
Voor ik me zorgen kon maken, kwam een zwaar bebaarde dokter binnen. Zijn snor en baard waren geel van het roken en zijn witte doktersjas werd her en der ontsierd door bruine ajuinringen. Hij duwde me plat op de bank en mompelde iets onverstaanbaars. Hij drukte enkele toetsen in en nam de aftandse joystick uit de houder. Uit één van zijn zakken haalde hij een tube met daarop een medische term in een lettertype dat na de tweede wereldoorlog in onbruik is geraakt. Hij kneep de tube leeg op mijn buik en lendenen en smeerde met zijn ruwe handpalm het kleverige goedje uit.
Ik voelde me alleen, hulpeloos en gemolesteerd.
Wist ik veel dat dit slechts het begin was van een lange lijdensweg.
Met de joystick gleed Dokter Geelbaard heen en weer over mijn onderbuik. Op het computerscherm verscheen een zwart-witte representatie van mijn ingewanden. Geelbaard mompelde iets over stenen en vloekte binnensmonds. Hij was duidelijk niet van plan om veel uitleg te verschaffen. Dat er iets mis was met mijn rechternier, bromde hij. En dat hij – mompel mompel – verbaasd en ook wel – brabbel brabbel kuch – een wonder dat ik – zucht – niet krepeerde van de pijn. Ik vroeg wat er dan precies te zien was, want als leek op het gebied van echografie kon ik niet veel opmaken uit de vage beelden. Hij haalde snorkelend zijn neus op en wees met een vettige vinger naar een helwitte vlek in een hoekje van wat mijn nier moest voorstellen. «Een steen dus», zei hij.
Daarop deed Dokter Geelbaard de joystick weer – mét kleverige gel – in de houder en stond hij op. Ik wilde wat meer uitleg vragen, maar hij maakte al aanstalten om te vertrekken. Hij veegde zijn handen af aan zijn witte jas en keerde me de rug toe. Na twee stappen hield hij echter weer halt en draaide zijn oude hoofd in mijn richting. «Stil!», riep hij abrupt. Zijn wenkbrauwen trilden. Ik had geen flauw idee wat de man bezielde en wilde opnieuw een vraag stellen. «Zwijg!», siste hij verontrust. «Ik hoor iets», beweerde hij, en snel ging hij weer voor het scherm zitten.
Op dat moment was ik er van overtuigd met een gestoorde gek te maken te hebben. Maar dat duurde maar heel even. Al gauw had ik andere zorgen aan mijn hoofd. De dokter nam de joystick wederom ter hand en plofte het ding zonder waarschuwing in mijn rechterzij. Het zwart-witte lijnenspel dat mijn nier moest voorstellen, kwam weer in beeld. De dokter draaide wat aan knoppen en zoomde in op de witte vlek die de niersteen moest voorstellen. De steen bewoog. De steen wiebelde heen en weer in een hoekje. Daar ging de dokter erg van zweten. Toen draaide hij aan – zo bleek – de volumeknop. Gepiep en gekraak klonk uit het vooroorlogse toestel. Grommend draaide Geelbaard aan nog wat andere knopjes en het gekraak en gepiep maakten plaats voor een piepstemmetje. Uit mijn ingewanden klonk een piepstemmetje. Een heel zacht piepstemmetje dat leek te zeggen: «Neeeee niet drinken neeeeee godverdomme niet drinken klootzak!»
Zenuwachtig liet Dokter Geelbaard de joystick uit zijn handen vallen en holde de deur uit. Eenzaam en koud bleef ik achter.
Je gaat ons toch niet te lang laten hangen hier? Het is niet om vrolijk van te worden.
Wanhoop niet, mister Brummelkamp! Het grote temporele vacuüm tussen deel 1 en 2 is te danken aan een onaangenaam – en langer dan verwacht – verblijf in een veel te warme ziekenhuiskamer.
Deel 3 zal niet zo lang op zich laten wachten.
OK mister Maanzand, en sterkte – voor zover je dat nog nodig hebt, nu je uit die kamer verlost bent.
merde, maanzand! geen clifhanger!
ola, zo te lezen kan je na deze enge ervaring wel wat psychiatrische hulp gebruiken om hier geen trauma aan over te houden. of is het al te laat?
als je hulp wil geef dan maar een ijselijke gil…
Du-hude… get on with it!
Geachte mejuffrouw tint, ik reageer nogal traumatisch op verpleegsters (enkele uitzonderingen daargelaten), gelieve mij hiervoor te verontschuldigen. Edoch dank voor de aangeboden hulp.
Beste frédéric, geduld is een schoone deugd. Dat zei de dokter ook toen ik na zes uren braken nog steeds misselijk was. Maar daarover later meer…
Maanmannetjes?