Sleeën (02)
Je stapte van de trein. Ik had op het perron op je staan wachten terwijl ik de tijd als stroop langs me heen voelde glijden. Enkele dagen voorheen had ik in mijn hoofd een kadootje uitgepakt dat me aan middeleeuws frans huispersoneel deed denken. Dat begrijpen alleen de mensen die haar toen hadden zien bukken. Een blije buk die me met de duizelingwekkende diepgang van dat draaierige driehoekje confronteerde. Een driehoekje dat jou inspireerde tot een tweede blije buk. Een onverwachte blije buk met vertier in het verschiet. Maar dat wist ik toen nog niet.
En toen stapte jij van de trein. Je blije buk had me zodanig van de wijs gebracht dat ik vroeg of je niet even echt voor me wilde bukken. Al was het maar heel even, en het hoefde niet eens zo’n diepe buk te zijn. Ik wilde me er even van vergewissen of de woorden die ik uit mijn klavier haalde de toetsing aan de realiteit konden weerstaan. In den beginne bleek ik niet eens het verschil tussen Rotterdam en Amsterdam te kennen, maar al bij al viel het nog erg mee. Dat is een understatement uiteraard.
Deze alinea zal alles verduidelijken. Maanzand is geen weblog, en ik schrijf helemaal niet over mezelf. U leest wat ik schrijf, en u begrijpt er wellicht geen halve centimeter van. De vraag rijst of ik mezelf nader moet verklaren. Dat moet niet natuurlijk. Ik verklaar nader wat ik wil. Of u dat leuk vindt, zal me eerlijk gezegd worst wezen. Of u weet wat blij bukken is? Natuurlijk weet u dat. Of u het verschil kent tussen zij en jij? Of ik moet vertellen dat ik alles aan vriend L. te danken heb? Vriend L. weet dat, daar ben ik zeker van.
Het ging als volgt: Ik zat met vriend L. aan een tafeltje te genieten van de dingen waar alleen vriend L. en ik van kunnen genieten (mysterie nr. 1). Vriend L. maakte mij opmerkzaam op haar, huppelend. Zij (toen nog jij – mysterie nr. 2) huppelde van vriend naar vriend en presteerde het om mij tegelijkertijd aan middeleeuws frans huispersoneel te doen denken (mysterie nr. 3). Als ik niet mij zou zijn, maar iemand anders (mysterie nr. 4), dan was ik waarschijnlijk ter plekke op haar (toen nog je) toegestapt met een knaller van een openingszin waarin de woorden blond, glooiing, ontbijten, engel, roede, boter en dit kon wel eens het begin zijn een onvoorspelbaar huwelijk aangingen. Dat deed ik gelukkig niet. Ik deed iets anders. Ik schreef haar (toen nog je) neer en ik las dat het goed was. Als iemand haar (toen nog jou) herkent, dank haar dan uit de diepte van mijn bodemloze hart. Daarna kreeg ik van jou (jij dus, zij niet – mysterie nr. 5) een blije buk toegeworpen. Omdat blij bukken mensen blij maakt, zei je nog.
En toen stapte je (jij dus, zij niet, maar toch ook een beetje zij – mysterie nr. 6) van de trein. Als je als man op een trein staat te wachten, en je voelt dat je hart elk ogenblik overrompeld kan worden (overrompeld als in er vallen padden uit de lucht), dan kom je stoom te kort. Als ik zenuwachtig ben, dan ga ik altijd een beetje stomen. Niet elke vorm van zenuwachtigheid leidt tot stoom, laat dat duidelijk zijn (of onduidelijk – mysterie nr. 7), maar zenuwachtigheid die met sleeën te maken heeft, leidt in mijn geval zo goed als altijd tot stoom.
Goed. Wat heeft sleeën met stomen te maken? Wat is sleeën – dat weet u echt wel – en wat is stomen? Stomen is wat er gebeurt als er in je blikveld driehoekjes opduiken die zin geven om te sleeën. Afgelopen winter viel er weliswaar weinig te sleeën – letterlijk dan, maar in mijn hoofd kan je altijd sleeën. Komt u maar eens kijken. En bukt u misschien even, dat sleet wat vlotter. Mysterie nr. 8? I couldn’t care less.
Maar. Jij stapte dus van die trein. Als ik heel eerlijk ben, dan moet ik toegeven dat ik op dat eigenste perron-stroop-stoom-moment al zin had om je te zoenen. Ik dacht toen: laat ik even afwachten en goed opletten in welke richting je lippen zich tuiten. Dat was al een kemel van formaat. Hier bij ons tuiten we slechts één keer, maar in Amsterdam (Amsterdam? Mysterie nr. 9 misschien) doen ze alles drie keer op rij. Dat is leuk. Mijn lippen maakten een vreemde bocht omdat ze niet goed wisten of het nu rechtdoor of de eerste links was, maar die vreemde kronkel werd gelukkig gecounterd door het drieluik dat jij op mijn wangen plakte. Je zag geen steek meer voor ogen op dat perron. Van de stoom uiteraard. Als u erbij was geweest, dan had u naar alle waarschijnlijkheid het spektakel doorheen mistbanken moeten missen. Maar u was er niet bij, en dat is maar goed ook. Ik hou niet zo van pottenkijkers.
Dus. Om kort even samen te vatten.
Zij bukte. Ik blij. Jij bukte. Ik nog blijer.
Is dat alles? Dat is werkelijk alles.
Mysterie nr. 10.
Tien is een rond getal. Jij ook. Jij bent ook een rond getal. Als ik de tel kwijt ben, dan kronkel jij je in drievoud om me heen. En dan voel ik je rond me. Ik voel je mals en rond. Niet rond als in Rubens, maar rond zoals de cirkel is. En dan hoef ik niet meer te tellen.
Wiskunde is toch nooit mijn lievelingsvak geweest.
Now that you’ve met me, would you object if you never saw me again?
-Aimee Mann
Yes, I would.
- Simon & Garfunkel
If I cou(ououou)ld (Paul Simon life)! Ik zal later ingaan op de tien mysteries en mijn licht over deze duisternis werpen. Mijn nakende reactie zal als een zaklamp zijn. Er zal licht schijnen en de schittering zal naar de oplossing leiden. Mijn gemoed schiet nu al vol als ik denk aan al die bruikbare connotaties uit je tekst.
“Et alors?” spuwde zij mij toe… de Franse hoer die ik na het beffen per maaltijdcheque wilde betalen!
Ik ben zeeheer benieuwd.
(Ook wat uw Franse bijzit er van vindt)
Geachte Heer,
Ik heb tot op heden geen tijd gevonden om mij in de mysteries te verdiepen vanwege de aanleg van een kolossaal zwembad in onze woonst te B. Gelieve mij voor dit ongemak te excuseren.