Introsp
ik wou u komen vertellen dat ik besloten heb een eind te maken aan
em
aan wat er hier tussen ons
gaande is
ik weet niet goed hoe ik het moet noemen
ik denk dat gij dat ook niet weet
maar ik denk niet dat het nog lang zal duren
ik maak er liever een eind aan voor het
em
te heet wordt onder mijn voeten
en onder die van u
of te koud
ik zat gisteren op de trein
en ik zag vanalles voorbijflitsen
een weiland
boomkes
huizekes
straatlampen
die rode broek van u met die knoop af
koeien in de wei
tot het pijn deed aan mijn ogen
ik ga er mee willen stoppen denk ik
ik ga met u willen stoppen
wij zijn alletwee verloren zielen
en we zwemmen in een visbokaleke
al maar door zonder stoppen
en we koersen over dezelfde muffe grond
en wat hebben we eigenlijk gevonden?
dezelfde angsten steeds weer opnieuw
ik ga er mee willen stoppen.
ik heb al heel vaak op de trein gezeten
en naar buiten gekeken
maar het heeft nog nooit eerder zo’n pijn aan mijn ogen gedaan
en toen stond de trein stil in zo’n station waar ge wat langer moet wachten omdat er nog een stuk bij moet. en als ge dan in de verkeerde wagon zit, hebt ge nog tijd om u langs het perron naar het gepaste treingedeelte te begeven. en terwijl ik daar zat te wachten, en door het raam keek, zag ik tegen een gebouw naast het station aan de straatkant een man op een stelling staan. die man was met een emmer pap en een lange borstel een affiche aan het ophangen, een van die hele grote die niet in één keer maar in zes of acht stukken worden opgeplakt. toen ik hem in de gaten kreeg, was hij net niet halfweg, en het was nog onduidelijk wat er precies op de poster stond. er stond – althans dat meende ik te herkennen – een foto op van een gigantische donut, zo’n vettig amerikaans gebakske met een gat in het midden. een gat in het midden. een donut is veruit het meest existentiële koekske dat er bestaat. een hele grote donut op een halve poster dus, met daarboven in een vreemdsoortig gotisch lettertype het woord ‘introsp’
en toen stapte die man naast de stelling en viel hij naar beneden.
zeven meter diep
onderweg ging zijn pet waaien
toen hij de grond raakte, viel hij met de achterkant van zijn hoofd op de rand van een stoep en zijn schedel barstte op filmische wijze uit elkaar. het was vreemd om vanop de trein geen geluid te horen, want afgaand op wat ik zag, moet het vreselijk geklonken hebben. als een gigantische droge scampi waar ge de staart aftrekt. een paar meter verder op de stoep stond een dametje met vijf witte poedels. toen de man quasi voor haar voeten neerkwakte, slaakte ze een luide gil – of althans, ze deed haar mond lang genoeg open om vanop de trein als gil geïnterpreteerd te worden. onmiddellijk daarna viel ze in zwijm. vier van haar poedels begonnen als gek te blaffen en te janken, en de vijfde rende – ook als gek – de straat op, waar hij werd aangereden door een volkswagen smart. de smart – die niet op tijd kon ontwijken – slipte kort en reed met de linkerflank tegen de stelling van de onfortuinlijke affiche-plakker, die gedeeltelijk instortte en bovenop het wagentje viel. een van de ijzeren palen doorboorde het dak boven de passagierszetel.
tot nu weet ik nog altijd niet of er één of twee personen in die wagen zaten.
het gebeurde allemaal verschrikkelijk snel, want pas nadat de stelling naar beneden was gekomen, viel de pet – die de meneer in zijn val verloren had – naast hem op de grond neer.
er zat verder niet zo veel volk op de trein, en de mensen die het ongeluk zagen gebeuren – waaronder ik – deden niks.
we zaten daar en we keken naar buiten en we hielden onze adem in.
maar we deden niks
ik weet niet hoe zoiets sociologisch te verklaren valt, maar veel positiefs over menselijke samenlevingsvormen valt er niet uit af te leiden.
schuin tegenover mij zat een koppeltje elkaar onbedaarlijk te zoenen, en geen van beide tong-partners had in de gaten wat er buiten de wagon gebeurde.
het was ongerijmd
links van mij aan de buitenkant van de trein kwamen twee, misschien wel drie of vier levende wezens op een verschrikkelijke manier aan hun eind, en rondom mij binnenin de trein, zaten mensen de krant te lezen of naar buiten te kijken en niks te doen of elkaar een lange tong te draaien. het klinkt belachelijk, maar op die korte tijdspanne zag ik leven en dood, eenzaamheid en intimiteit, het lot en de totale willekeur, en vijf lelijke poedels aan mij voorbijflitsen.
toen vertrok de trein weer. ik bleef omkijken naar het tafereel buiten. er stopte een auto en een jonge vrouw in zomerjurk stapte uit om te kijken wat er gebeurd was. ze griste naar een telefoon in haar handtas en maakte aanstalten om een nummer in te tikken. toen verdween alles uit het zicht. het laatste wat ik zag, boven de bomen uitstekend, was een halve donut met erboven ‘introsp’
een vreemd gevoel van eenzaamheid overviel me. het was toen dat ik besloot om u dit te vertellen. om er een eind aan te maken.
ik heb me bij u
nooit eenzaam gevoeld
en dat begon me tegen te steken
dat slaat nergens op ik weet het
maar ik kan geen andere reden bedenken om op te stappen
ik weet alleen dat ik echt wil opstappen
dat ik u ga laten zitten
we zullen daar niet lang om treuren
pas op, ik ga wenen – veel wenen, en u kennende, zult ge waarschijnlijk ook wenen
maar het zal overgaan
op termijn zal het voor ons beiden het beste zijn
dat is een cliché als een huis
op termijn
sorry ik kan niks anders bedenken
sorry voor alles
sorry voor mijn koppigheid en mijn onrust en mijn stinkvoeten en mijn gebrek aan structuur en sorry voor alles
het spijt me dat ik u niet meer in mijn armen genomen heb
en dat ik er niet altijd was als gij mij in uw armen wou houden
het spijt me dat ik nooit kwaad ben geworden en dat ik te veel koffie drink
het spijt me dat ik koffie heb zitten drinken op momenten dat ik eigenlijk kwaad had moeten worden, ik dronk soms koffie om mijn woede te vergeten, dat klinkt onlogisch maar het is echt waar
het spijt me dat ik niks zei als ge mij vroeg of ik u nog graag zag, of dat ik zweeg als ge vroeg waaraan ik aan het denken was
en als ge mij omhelsde en ge vroeg ‘zeg es iets’ dan kon ik niks beters bedenken dan u te kussen. en nog eens en nog eens en nog eens. tot we uiteindelijk begonnen te vrijen op de sofa of op de keukentafel, terwijl het enige wat ik had moeten doen, was zeggen dat ik u graag zag. of dat ge mooie ogen had. of dat ge lekker rook. of dat ik zin in u had. sorry.
het zal niet meer gebeuren.
sorry dat ik niet de eerste stap heb gezet in het begin
en dat ik dat nu wel doe. er is zoveel wat ge mij nog wilt vertellen, daar twijfel ik niet aan.
sorry sorry sorry
het zal niet gemakkelijk zijn vanaf nu. we zullen elkaar waarschijnlijk nog wel tegenkomen en dan zal ik misschien iets tegen u willen zeggen en gij tegen mij maar misschien zouden we dat beter niet doen. we gaan elkaar zien op feestjes of zo en dan zullen er onvermijdelijk momenten komen dat we plots naast elkaar staan met hetzelfde drankske en dat er iemand zegt ‘niet veel volk he’ en van het een kan dan het ander komen maar dat moeten we ten allen prijze vermijden. ik wil niet dat ik u binnen een jaar en half terug tegenkom en dat we beginnen praten en dat we het verlangen herkennen maar de miserie vergeten en dat we ons laten leiden door de pijn van het alleen-zijn en in elkaars armen belanden. want dat zullen geen armen van liefde zijn, maar armen van een wederzijds bevestigen van het falen van onze zelfstandigheid. ik wil niet meer. nooit meer.
sorry dat ik zo vaak koppijn had. en dat gij op de duur dacht dat dat door u kwam. dat is zeker niet waar.
enfin misschien is dat wel zo maar dat is niet erg. en dan nog, dan had ik dat moeten zeggen. sorry als ik niet eerlijk was. ik heb altijd geprobeerd heel eerlijk te zijn maar dat is niet altijd gemakkelijk. die keer dat ik op de stoep stond met die bloemen die gij niet schoon vond en toen niet meer wou binnenkomen. ik had toen wel moeten binnenkomen. maar het lukte me niet om eerlijk te zijn en te zeggen dat ik wou binnenkomen. niet alleen in uw huis maar ook in u. en dat is niet zo sexistisch bedoeld als het klinkt. ik ben zo vaak willen binnenkomen en ik heb zo vaak op de stoep gestaan met of zonder bloemen dat ik me begon af te vragen of het ooit zou weggaan. het gevoel van ergens aan te willen beginnen maar het toch niet doen. of niet helemaal. zo zit mijn hele leven in elkaar. blablablabla
soit
en geen zever van we zullen vrienden blijven ondanks alles want dat zullen we toch niet. ik ken u en gij kent mij en dat zullen we toch niet. vriendschap is een stelling waar we hoe dan ook zullen aftotteren. en een van ons zal dan met zijn hoofd op de stoeprand vallen en dat is geen gezicht. ik kan het weten.
die eerlijkheid gebied me ook om u te vertellen dat ik die bloemen die gij niet schoon vond toen aan het eerste het beste meisje op straat heb geschonken.
dat meisje was er heel blij mee en ze vond de bloemen wel schoon en ze was mooi en blond en ze sprak engels want ze kwam van zweden en ze zocht werk en of ik soms niks wist maar ik wist niks en we zijn toen iets gaan drinken samen. dat heb ik u nooit verteld. sorry. we zijn iets gaan drinken en ze begon toen plots te wenen. ze zei dat ze zo graag hier wilde komen wonen maar dat ze waarschijnlijk zou moeten terugkeren omdat ze toch geen werk vond.
en toen ze zei dat ze – al was het maar een keer – de lippen van een onbekende wilde proeven. als een soort blijvende herinnering aan haar korte verblijf. en ze vroeg of ze me mocht kussen. één keer.
maar ik durfde niet. er stond te veel volk op te kijken. ik wou toen dat ik bij u was
ik wou dat ge hier waart
ik wou dat ge hier waart
ik wou dat ge hier waart
ik wou dat ge hier bij mij waart
wij zijn twee verloren zielen
wij zwemmen in een visbokaleke
jaar na jaar
koersen we over dezelfde muffe grond
en wat hebben we eigenlijk gevonden?
dezelfde angsten steeds weer opnieuw
ik wou dat ge hier waart
ik vind dat een vreselijk schone tekst
dankuzeer
Ik krijg hier nog steeds kippenvel van. Of kippevel. Of kiekenbisch.
In ieder geval, ‘vreselijk’ ‘schoon’… met de nadruk op beide woorden…
Ik denk dat wij eens samen aan een tekst moeten werken. Een tekst die zal ontstaan bij gratie van uitgewisselde gedachten. Dat we dachten… dat we denken en schrijven en met duizend woorden in elkaars denken blijven. ’t Is vaneigens maar een gedacht maar ge weet het nooit van te voren. Maar ’t zou kunnen, plots een roedel avondvullende woorden van twee mensen die elkaar enkel kennen via toetsen… vraag me soms af wat zulks zou geven.
Ik moet op mijn wangen bijten om tranen bij mij te houden.
@ Urbain: Dat zijn zowaar schone gedachten. Ik ga daar eens in mijn hoofd over breinstormen.
Deze tekst roept gevoel op die ik niet onder woorden wil brengen. Het zou de sfeer breken. Bedankt voor weer maar eens een pareltje dat ik bijna gemist had. Er staan enorm veel verborgen teksten op uw site. Een mens moet er naar zoeken, maar het is zeker de moeite waard.
(ps. ik kan het sociologisch wel verklaren, maar dat doet niet ter zake.)
Dankjewel! Altijd fijn als men hier dingen van onder het stof haalt.
Maarreuh – wat kan je dan precies sociologisch verklaren?
Ik citeer: ‘ik weet niet hoe zoiets sociologisch te verklaren valt, maar veel positiefs over menselijke samenlevingsvormen valt er niet uit af te leiden.’
Gezien het vak Sociale Psychologie, gegeven in het eerste jaar op de hogeschool aan de Toegepaste Psychologen (en de geweldig sympathieke, innemende, fascinerende, mooie, enorm intelligente docente) weet ik nog steeds dat je daar het woord ‘sociale informatione beïnvloeding’ op kan plakken. De rest van de uitleg is op verzoek beschikbaar.
Fantastisch, aangezien ik niet zo goed ben in schrijven als uzelve, ga ik het gewoon op een “gijse God” houden.
Meneer KingJelle – dank voor het compliment – maarreuh… wat is een gijse God?