• Wannes Daemen

Introsp

ik wou u komen ver­tellen dat ik besloten heb een eind te maken aan
em
aan wat er hier tussen ons
gaande is

ik weet niet goed hoe ik het moet noemen
ik denk dat gij dat ook niet weet
maar ik denk niet dat het nog lang zal duren
ik maak er liever een eind aan voor het
em

te heet wordt onder mijn voeten
en onder die van u
of te koud

ik zat gis­teren op de trein
en ik zag vanalles voorbijflitsen
een weiland
boomkes
huizekes
straatlampen
die rode broek van u met die knoop af
koeien in de wei
tot het pijn deed aan mijn ogen

ik ga er mee willen stoppen denk ik
ik ga met u willen stoppen
wij zijn alletwee ver­loren zielen
en we zwemmen in een visbokaleke
al maar door zonder stoppen
en we koersen over dezelfde muffe grond
en wat hebben we eigenlijk gevonden?
dezelfde angsten steeds weer opnieuw

ik ga er mee willen stoppen.

ik heb al heel vaak op de trein gezeten
en naar buiten gekeken
maar het heeft nog nooit eerder zo’n pijn aan mijn ogen gedaan

en toen stond de trein stil in zo’n station waar ge wat langer moet wachten omdat er nog een stuk bij moet. en als ge dan in de ver­keerde wagon zit, hebt ge nog tijd om u langs het perron naar het gepaste trein­ge­deelte te begeven. en terwijl ik daar zat te wachten, en door het raam keek, zag ik tegen een gebouw naast het station aan de straatkant een man op een stelling staan. die man was met een emmer pap en een lange borstel een affiche aan het ophangen, een van die hele grote die niet in één keer maar in zes of acht stukken worden opge­plakt. toen ik hem in de gaten kreeg, was hij net niet halfweg, en het was nog ondui­delijk wat er precies op de poster stond. er stond – althans dat meende ik te her­kennen – een foto op van een gigan­tische donut, zo’n vettig ame­ri­kaans gebakske met een gat in het midden. een gat in het midden. een donut is veruit het meest exis­ten­tiële koekske dat er bestaat. een hele grote donut op een halve poster dus, met daar­boven in een vreemd­soortig gotisch let­tertype het woord ‘introsp’

en toen stapte die man naast de stelling en viel hij naar beneden.
zeven meter diep
onderweg ging zijn pet waaien
toen hij de grond raakte, viel hij met de ach­terkant van zijn hoofd op de rand van een stoep en zijn schedel barstte op fil­mische wijze uit elkaar. het was vreemd om vanop de trein geen geluid te horen, want afgaand op wat ik zag, moet het vre­selijk geklonken hebben. als een gigan­tische droge scampi waar ge de staart aftrekt. een paar meter verder op de stoep stond een dametje met vijf witte poedels. toen de man quasi voor haar voeten neer­kwakte, slaakte ze een luide gil – of althans, ze deed haar mond lang genoeg open om vanop de trein als gil geïn­ter­pre­teerd te worden. onmid­dellijk daarna viel ze in zwijm. vier van haar poedels begonnen als gek te blaffen en te janken, en de vijfde rende – ook als gek – de straat op, waar hij werd aan­ge­reden door een volks­wagen smart. de smart – die niet op tijd kon ont­wijken – slipte kort en reed met de lin­ker­flank tegen de stelling van de onfor­tuin­lijke affiche-plakker, die gedeel­telijk instortte en bovenop het wagentje viel. een van de ijzeren palen door­boorde het dak boven de passagierszetel.
tot nu weet ik nog altijd niet of er één of twee per­sonen in die wagen zaten.

het gebeurde allemaal ver­schrik­kelijk snel, want pas nadat de stelling naar beneden was gekomen, viel de pet – die de meneer in zijn val ver­loren had – naast hem op de grond neer.

er zat verder niet zo veel volk op de trein, en de mensen die het ongeluk zagen gebeuren – waar­onder ik – deden niks.
we zaten daar en we keken naar buiten en we hielden onze adem in.
maar we deden niks
ik weet niet hoe zoiets soci­o­lo­gisch te ver­klaren valt, maar veel posi­tiefs over men­se­lijke samen­le­vings­vormen valt er niet uit af te leiden.
schuin tegenover mij zat een kop­peltje elkaar onbe­daarlijk te zoenen, en geen van beide tong-partners had in de gaten wat er buiten de wagon gebeurde.
het was ongerijmd
links van mij aan de bui­tenkant van de trein kwamen twee, mis­schien wel drie of vier levende wezens op een ver­schrik­ke­lijke manier aan hun eind, en rondom mij bin­nenin de trein, zaten mensen de krant te lezen of naar buiten te kijken en niks te doen of elkaar een lange tong te draaien. het klinkt bela­chelijk, maar op die korte tijd­spanne zag ik leven en dood, een­zaamheid en inti­miteit, het lot en de totale wil­lekeur, en vijf lelijke poedels aan mij voorbijflitsen.

toen vertrok de trein weer. ik bleef omkijken naar het tafereel buiten. er stopte een auto en een jonge vrouw in zomerjurk stapte uit om te kijken wat er gebeurd was. ze griste naar een telefoon in haar handtas en maakte aan­stalten om een nummer in te tikken. toen ver­dween alles uit het zicht. het laatste wat ik zag, boven de bomen uit­stekend, was een halve donut met erboven ‘introsp’

een vreemd gevoel van een­zaamheid overviel me. het was toen dat ik besloot om u dit te ver­tellen. om er een eind aan te maken.

ik heb me bij u
nooit eenzaam gevoeld
en dat begon me tegen te steken
dat slaat nergens op ik weet het
maar ik kan geen andere reden bedenken om op te stappen

ik weet alleen dat ik echt wil opstappen
dat ik u ga laten zitten
we zullen daar niet lang om treuren
pas op, ik ga wenen – veel wenen, en u ken­nende, zult ge waar­schijnlijk ook wenen
maar het zal overgaan
op termijn zal het voor ons beiden het beste zijn
dat is een cliché als een huis

op termijn
sorry ik kan niks anders bedenken

sorry voor alles
sorry voor mijn kop­pigheid en mijn onrust en mijn stink­voeten en mijn gebrek aan structuur en sorry voor alles
het spijt me dat ik u niet meer in mijn armen genomen heb
en dat ik er niet altijd was als gij mij in uw armen wou houden
het spijt me dat ik nooit kwaad ben geworden en dat ik te veel koffie drink
het spijt me dat ik koffie heb zitten drinken op momenten dat ik eigenlijk kwaad had moeten worden, ik dronk soms koffie om mijn woede te ver­geten, dat klinkt onlo­gisch maar het is echt waar
het spijt me dat ik niks zei als ge mij vroeg of ik u nog graag zag, of dat ik zweeg als ge vroeg waaraan ik aan het denken was
en als ge mij omhelsde en ge vroeg ‘zeg es iets’ dan kon ik niks beters bedenken dan u te kussen. en nog eens en nog eens en nog eens. tot we uit­ein­delijk begonnen te vrijen op de sofa of op de keu­ken­tafel, terwijl het enige wat ik had moeten doen, was zeggen dat ik u graag zag. of dat ge mooie ogen had. of dat ge lekker rook. of dat ik zin in u had. sorry.
het zal niet meer gebeuren.

sorry dat ik niet de eerste stap heb gezet in het begin
en dat ik dat nu wel doe. er is zoveel wat ge mij nog wilt ver­tellen, daar twijfel ik niet aan.

sorry sorry sorry

het zal niet gemak­kelijk zijn vanaf nu. we zullen elkaar waar­schijnlijk nog wel tegen­komen en dan zal ik mis­schien iets tegen u willen zeggen en gij tegen mij maar mis­schien zouden we dat beter niet doen. we gaan elkaar zien op feestjes of zo en dan zullen er onver­mij­delijk momenten komen dat we plots naast elkaar staan met het­zelfde drankske en dat er iemand zegt ‘niet veel volk he’ en van het een kan dan het ander komen maar dat moeten we ten allen prijze ver­mijden. ik wil niet dat ik u binnen een jaar en half terug tegenkom en dat we beginnen praten en dat we het ver­langen her­kennen maar de miserie ver­geten en dat we ons laten leiden door de pijn van het alleen-zijn en in elkaars armen belanden. want dat zullen geen armen van liefde zijn, maar armen van een weder­zijds beves­tigen van het falen van onze zelf­stan­digheid. ik wil niet meer. nooit meer.

sorry dat ik zo vaak koppijn had. en dat gij op de duur dacht dat dat door u kwam. dat is zeker niet waar.
enfin mis­schien is dat wel zo maar dat is niet erg. en dan nog, dan had ik dat moeten zeggen. sorry als ik niet eerlijk was. ik heb altijd gepro­beerd heel eerlijk te zijn maar dat is niet altijd gemak­kelijk. die keer dat ik op de stoep stond met die bloemen die gij niet schoon vond en toen niet meer wou bin­nen­komen. ik had toen wel moeten bin­nen­komen. maar het lukte me niet om eerlijk te zijn en te zeggen dat ik wou bin­nen­komen. niet alleen in uw huis maar ook in u. en dat is niet zo sexis­tisch bedoeld als het klinkt. ik ben zo vaak willen bin­nen­komen en ik heb zo vaak op de stoep gestaan met of zonder bloemen dat ik me begon af te vragen of het ooit zou weggaan. het gevoel van ergens aan te willen beginnen maar het toch niet doen. of niet helemaal. zo zit mijn hele leven in elkaar. blablablabla

soit
en geen zever van we zullen vrienden blijven ondanks alles want dat zullen we toch niet. ik ken u en gij kent mij en dat zullen we toch niet. vriend­schap is een stelling waar we hoe dan ook zullen aftot­teren. en een van ons zal dan met zijn hoofd op de stoeprand vallen en dat is geen gezicht. ik kan het weten.

die eer­lijkheid gebied me ook om u te ver­tellen dat ik die bloemen die gij niet schoon vond toen aan het eerste het beste meisje op straat heb geschonken.
dat meisje was er heel blij mee en ze vond de bloemen wel schoon en ze was mooi en blond en ze sprak engels want ze kwam van zweden en ze zocht werk en of ik soms niks wist maar ik wist niks en we zijn toen iets gaan drinken samen. dat heb ik u nooit verteld. sorry. we zijn iets gaan drinken en ze begon toen plots te wenen. ze zei dat ze zo graag hier wilde komen wonen maar dat ze waar­schijnlijk zou moeten terug­keren omdat ze toch geen werk vond.
en toen ze zei dat ze – al was het maar een keer – de lippen van een onbe­kende wilde proeven. als een soort blij­vende her­in­nering aan haar korte ver­blijf. en ze vroeg of ze me mocht kussen. één keer.
maar ik durfde niet. er stond te veel volk op te kijken. ik wou toen dat ik bij u was

ik wou dat ge hier waart
ik wou dat ge hier waart
ik wou dat ge hier waart
ik wou dat ge hier bij mij waart
wij zijn twee ver­loren zielen
wij zwemmen in een visbokaleke
jaar na jaar
koersen we over dezelfde muffe grond
en wat hebben we eigenlijk gevonden?
dezelfde angsten steeds weer opnieuw

ik wou dat ge hier waart

Dit is een fragment uit de voor­stelling ‘Intro’, op de planken gezet door Theater Dete­rugkeer in het voorjaar van 2003

11 reacties

  1. thomas schreef:

    ik vind dat een vre­selijk schone tekst

  2. Yuri schreef:

    dankuzeer

  3. Nele schreef:

    Ik krijg hier nog steeds kip­penvel van. Of kip­pevel. Of kiekenbisch.
    In ieder geval, ‘vre­selijk’ ‘schoon’… met de nadruk op beide woorden…

  4. urbainalpain schreef:

    Ik denk dat wij eens samen aan een tekst moeten werken. Een tekst die zal ont­staan bij gratie van uit­ge­wis­selde gedachten. Dat we dachten… dat we denken en schrijven en met duizend woorden in elkaars denken blijven. ’t Is vaneigens maar een gedacht maar ge weet het nooit van te voren. Maar ’t zou kunnen, plots een roedel avond­vul­lende woorden van twee mensen die elkaar enkel kennen via toetsen… vraag me soms af wat zulks zou geven.

  5. charlotte schreef:

    Ik moet op mijn wangen bijten om tranen bij mij te houden.

  6. Yuri schreef:

    @ Urbain: Dat zijn zowaar schone gedachten. Ik ga daar eens in mijn hoofd over breinstormen.

  7. Carmen schreef:

    Deze tekst roept gevoel op die ik niet onder woorden wil brengen. Het zou de sfeer breken. Bedankt voor weer maar eens een pareltje dat ik bijna gemist had. Er staan enorm veel ver­borgen teksten op uw site. Een mens moet er naar zoeken, maar het is zeker de moeite waard.

    (ps. ik kan het soci­o­lo­gisch wel ver­klaren, maar dat doet niet ter zake.)

  8. Yuri schreef:

    Dank­jewel! Altijd fijn als men hier dingen van onder het stof haalt.
    Maarreuh – wat kan je dan precies soci­o­lo­gisch verklaren?

  9. Carmen schreef:

    Ik citeer: ‘ik weet niet hoe zoiets soci­o­lo­gisch te ver­klaren valt, maar veel posi­tiefs over men­se­lijke samen­le­vings­vormen valt er niet uit af te leiden.’

    Gezien het vak Sociale Psy­cho­logie, gegeven in het eerste jaar op de hoge­school aan de Toe­ge­paste Psy­cho­logen (en de geweldig sym­pa­thieke, inne­mende, fas­ci­ne­rende, mooie, enorm intel­li­gente docente) weet ik nog steeds dat je daar het woord ‘sociale infor­ma­tione beïn­vloeding’ op kan plakken. De rest van de uitleg is op verzoek beschikbaar.

  10. KingJelle schreef:

    Fan­tas­tisch, aan­gezien ik niet zo goed ben in schrijven als uzelve, ga ik het gewoon op een “gijse God” houden.

  11. Yuri schreef:

    Meneer King­Jelle – dank voor het com­pliment – maarreuh… wat is een gijse God?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *