De borsten van Leentje
Ik herinner me iets uit mijn jeugd. Ik was twaalf jaar en ik had voor het eerst in mijn leven een lief. Zo’n lief waarvan je tegen je ouders zegt dat je een lief hebt, zo’n lief. Zonder dat daar verder iets bij kwam kijken, natuurlijk. Mijn lief heette Leentje en de meest intieme activiteiten die wij beoefenden waren samen ondersteboven de krant lezen in de schoolrefter en elkaar stiekem briefjes toeschuiven tijdens de studie. Briefjes met daarop i leak you. Mijn engels stond toen nog in haar kinderschoenen, moet u weten.
En dat was het zowat. Ik was er in de verste verte nog niet mee bezig dat het wel cool zou zijn om mijn tong in haar mond te steken, bijvoorbeeld. En ik had wel eens gehoord dat alles wat er onder het t‑shirt van een meisje zit lekker mals en rond was, maar om dat nu dadelijk proefondervindelijk te gaan uitzoeken, ho maar. Daar was ik veel te verlegen voor en bovendien begon ik nog maar net op een onbewust – laat ons zeggen nat en nachtelijk – niveau te beseffen dat ik dat gekke klokkenspel tussen mijn benen ook voor andere activiteiten kon gebruiken dan waar het ogenschijnlijk voor bedoeld was.
Ik had in die tijden ook een foster parents vriendje. Ik noem hem zo omdat hij door iedereen gepest werd, zich niet goed waste en flauwe grappen maakte. Om één of andere duistere menslievende reden ontfermde ik me bijwijlen over Splitzmazoijnk. Dat is niet zijn echte naam uiteraard. Ik wens niemand in diskrediet te brengen met mijn vertelsels, vandaar deze subtiele schuilnaam.
Één van de zogenaamd menslievende activiteiten die ik met Splitzmazoijnk ondernam, was na school samen naar huis fietsen. Wij woonden beiden in Schakkebroek – koninkrijk der strontgehuchten – en ik zag het als een nobele taak om Splitzmazoijnk minstens een half uurtje per dag niet het gevoel te geven dat iedereen hem een buitenaards gedrocht vond. Want zo werd hij in de klas en op de speelplaats herhaaldelijk behandeld.
Op zekere dag echter vond ik Splitzmazoijnk plots een vervelende spelbreker. Toen ik ontdekte dat ik – mits een kleine omweg – bij het naar huis rijden zo maar eventjes een kwartier langer met Leentje kon meerijden, aarzelde ik niet om mijn dagelijkse route in naam van de liefde enigszins te wijzigen. Achteraf beschouwd was het meer dan zomaar eventjes een omweg, maar van prille en onschuldige liefde wordt een mens stekeblind, dus dat had ik er graag voor over. Op die tochtjes met mijn lief wenste ik uiteraard volstrekte privacy om onze puberale gesprekken over kak-leerkrachten en top-30-cassettebandjes tot hun recht te laten komen. Het noodlot wilde echter dat Splitzmazoijnk – die in mij een soort heiland herkende – er geen haar in zag om óók de door mij aangewende omweg naar huis te nemen, ofschoon het voor hem meer tijdverlies betekende dan voor mij.
Het spreekt vanzelf dat Leentje daar niet mee opgezet was. Zij noemde Splitzmazoijnk een driedubbeldoorgehaalde lavabopoeper en maande mij regelmatig aan om hem in de gracht te dumpen of op school zijn banden lek te steken. Weinig daadkrachtig als ik was, slaagde ik er echter niet in mij te ontdoen van de ballast. En zo begon ik hem op den duur ook te zien. Slecht gewassen en flauwe grappen makende ballast. Ik heb me herhaaldelijk tot gemene en listige pesterijen in zijn richting gewend om een antipathie jegens mijn persoon op te wekken, maar alles werkte averechts. Splitzmazoijnk fietste waar hij wilde, en schepte er schijnbaar plezier in om de romantiek tussen mijn lief en mij elke namiddag om zeep te helpen.
Op een dag was Leentje de hele toestand zodanig beu, dat ze overging tot een bijzonder drastische actie. Op één van de fietstochtjes naar huis liet zij haar borsten zien.
Dit onverwachte exhibitionisme was uiteraard een paardemiddel om de rivaliteit tussen mij en Splitzmazoijnk aan te vuren. Want door een speling van het lot – voor zover net op dat moment de andere kant opkijken een speling van het lot kan genoemd worden – kreeg niet ik, maar enkel Splitzmazoijnk de gouden kans een hongerige blik te werpen op de spontaan voor hem uitgestalde fruitwaar.
Opgeschrikt door het puberale gegil van de lavabopoeper, draaide ik mijn hoofd – uiteraard milliseconden te laat – in de juiste richting. Ik zag nog net hoe Leentje haar t‑shirt weer in haar broek frommelde. Het was zo’n t‑shirt met een wazige zwart-wit foto van een breedgeschouderde mediterrane knapperd met een pasgeboren baby op de arm. Bijna twintig jaar later zie ik dat beeld nog klaar en duidelijk voor me.
Splitzmazoijnk reed van pure exaltatie zowat een half maïs-veld aan flarden, en hij brulde en tierde alsof hij een levenslang verblijf in een Texaanse bunny-ranch gewonnen had.
Ik daarentegen werd zowat autistisch van het hele gebeuren. Mijn eerste lief was sinds die dag nooit meer hetzelfde. Elke keer als ik haar zag, moest ik denken aan het ronde en malse lekkers onder haar t‑shirt en hoe zij dat angstvallig voor mij verborgen hield, terwijl Splitzmazoijnk heel schoolgaand vlaanderen liet weten wat een schone memmen mijn lief wel niet had.
Het leven van een ontwakende puber is rond en mals, maar bovenal erg onrechtvaardig.
ja jongen haha! vrouwen wrede wezens en blijbkaar begin thet al op jonge leeftijd ;-)
mooi cursiefje!
Arm schaap toch. Hopelijk heb je geen last van nog meer dergelijke jeugdtrauma’s?
Ach. Ik ben ondertussen de tel kwijt.
En die boeren maar denken dat er aliens in hun velden rondhossen…
gestoord jij bent echt zielig je hbet haar kapot gemaakt
Euh. Goed hoor.
Kan u dat even nader toelichten?
jongens blijven jongens. En venten zijn nog jongens.Altijd met hetzelfde bezig.Grrrrrrrrrrrrrrr
dorinezegt het!!!!!
En als dorinehetzegt, moet het welkloppen.
Die mb was op zoek naar Jean-Marie, denk ik.
Nee joh, mb is Leentje.