Vroem vroem
Yuri’s avonturen op weg naar een rijbewijs: Na een succesvol oefenritje met blauw-witte L op het achterwerk, wilde ik als een volleerde formule‑1 coureur het vroemtuig van vriend Vince in een minuscuul gaatje op de Schreursvest parkeren. Er waren geen pottenkijkers, noch heftig toeterende italianen in het zicht, dus met wat geklungel moest dat wel lukken, dacht ik. Geklungel indeed. Het linkerachterwiel bouwde een intieme romance op met de stoeprand, en ik kreeg – zo leek het althans vanuit de cockpit – de twee minnaars niet uit elkaar. Ik begon te vrezen dat er een emmer koud water aan te pas moest komen toen langs mij een voordeur openging.
Een oud vrouwtje in witte peignoir en dito krulspelden in het grijze kapsel sloeg met de handen in de zij mijn geklungel gade. Uit angst voor een tirade over hoeveel kostbare wandelruimte ik godverdomme aan het inpikken was, deed ik al klungelend mijn best om de wagen in een min of meer aanvaardbare positie naast het voetpad te manoeuvreren. Het zweet stond me in de schoenen en ik was waarschijnlijk al zesentwontjusp keer naar voor en naar achter gehobbeld, toen ik nederig besloot dat het zo goed geweest was. Ik legde de boordmotor stil en was in gedachten al argumenten aan het bedenken om het oude vrouwtje van weerwoord te dienen. Het hoofd licht gebogen en assertief fluitend stapte ik uit. Het dametje gebaarde heftig in mijn richting. «Meneer, meneer, excuseer». Nu gaan we het krijgen, dacht ik. Ik maakte aanstalten om de L van mijn achterwerk te plukken en die voor haar neus te zwaaien, maar dat bleek al gauw niet nodig. «Meneer, meneer, er zit een ekster op mijn vensterbank»
Ik fronste verrast de wenkbrauwen, en inderdaad, er zat een ekster op de vensterbank. Een ekster met een gebroken poot, wiens vluchtschema helemaal uit balans was, waardoor ze zich een lichte hersenschudding stond te hengsten tegen het raam aan de straatkant. Tja, parkeren is niet gemakkelijk, dacht ik.
Of ik dat arme diertje asjeblieft in de struiken aan de overkant wilde zetten, want mevrouw kon anders zeker de slaap niet vatten en wilde haar rolluiken naar beneden kunnen doen zonder telefoon te krijgen van Michel Vandenbosch. Ik nam het arme beest voorzichtig met beide handen vast en zette het onder een struik, ver van pottenkijkers en toeterende italianen. «Als je mijn L wilt lenen, laat maar iets weten», zei ik nog.
Ik keek nog even achterom en zag dat de wagen perfect naast de stoeprand geparkeerd stond. Het oude vrouwtje wuifde me dankbaar de avond in en glunderend keerde ik voetstaps huiswaarts.
Klungel, ik had minstens drie paaltjes meegenomen. En dat oud wijf ook , in achteruit en met mijn ‘portière’ open dan nog. Ha ! Begint eerst eens met kinders. Die ram je zo omver .
dag beste mijnheer Maanzand, ik had u laatst een email gestuurd betreffende een gedicht dat Wim Helsen in het programma Onder de Tram vertelde, maar ik was te laat en ikvergat het, waarna ik u vroeg of u er iets van wist.
nu vindt u het wellicht leuk om te horen dat ik de herhaling heb gezien en deze maal wel pen en papier bij de hand had.
het gaat als volgt.
gij daar smeerlap
prachtig beest
excuus dat ik u staande hou
ik wil u godverdomme zeggen:
u bentgoed
ik hou van jou
geweldig toch?
mijnheer Helsen beheerst de kunst van het dichten uitermate goed, naar mijn mening.
groetjes en veel plezier en geluk in uw verdere leven, E
en over uw avontuur met de ekster, de “l” en het mevrouwtje;
u had de ekster ook gewoon naar een dierenarts kunnen brengen in plaats van in de struiken zetten
Dank voor uw wensen, E!
En dat van die dichtkunst en mijnheer Helsen klopt als een bus. Ik hou van zijn gedichten als waren het de flanken van mijn lief.