The quest for The White Lodge (6)
Hier in New York – de kers op de taart van deze trip – eindelijk de tijd en de rust gevonden om het even over vorige week te hebben. Over de race doorheen British Colombia. De lus Vancouver – Golden – Vancouver ofte 2300 km of utter beauty. Deze trip uitgebreid en gedetailleerd uit de doeken doen, zou me enkele boekdelen kosten, dus wie meer wil weten: nodig me uit boven een blonde Leffe (Leffe! Ik snak naar authentieke Vlaamsche streekproducten! Ik ken afwaswater in Belgie dat beter smaakt dan Amerikaans bier) and i’ll tell you all about it, maar in the meantime volgt hier een korte beschrijving in telegramstijl van de rondrit.
saturday – laatste en extra stevige versie van de Jericho Beach Special, het continental breakfast van Jericho Hostel – Bus 4 naar downtown Vancouver waar bij Budget een blinkende Toyota Corolla stond te wachten – driving to Hope – Princeton – Keremeos – Kaleden – Kelowna – Opgevouwen pitten in de wagen – sunday – om 6am weer vertrokken richting Vernon – Needles – De Ferry over Colombia River naar Fauqier – halverwege onderweg een echte beer gezien in het struikgewas – Nakusp – Nakusp Hot Springs, waar ik helaas moest afdruipen omdat one-night-campers er niet welkom waren – dan maar verder naar Halcyon Hot Springs, waar ik mijn tent kon opslaan op een prachtig plekje naast Upper Arrow Lake – monday – heerlijk heet ochtenbad genomen in de Hot Springs – Terug naar Nakusp – verder naar New Denver – Kaslo – In Balfour de Ferry naar Kootenay Bay – Creston – Kamperen vlak bij de Amerikaanse grens in de achtertuin van het grootste tettergat van het hoge noorden (ik heb nog nooit zo weinig gezegd gekregen in een gesprek) – tuesday – hop richting Cranbrook – onderweg Mountain Time Zone ingereden – klok een uur verder gezet – Fort Steele, een natuurgetrouwe replica van een Canadees dorp anno 1890 – Kimberley, een van de hoogste stadjes van BC, en een soort onwerkelijke tirolerkolonie in de bergen, vol met duitse toeristen, bierstuben, knackwurst und wienerschnitzel – hallucinant – hop naar het hartje van Premier Lake Provincial Park – tentje zetten – pitten – wednesday – richting Invermere – onderweg back to Pacific Time Zone – klok een uur terug – Spillimacheen – Golden (het meest oostelijke punt van mijn trip) – fantastische rit doorheen Glacier National Park, een van de grootste en dichtst bebergde parken – dwars door Roger’s Pass, een adembenemend dal tussen met sneeuw en gletsjers getooide flanken – Revelstoke – tentje nabij Williamson Lake – thursday – stevige wandeltocht in Mount Revelstoke Park – op het topje in T‑shirt in de sneeuw gewandeld (anderhalve meter!) – bezoekje aan de monsterlijke Revelstoke Water Dam – vochtige wandeling langs de Giant Cedars Walk – rijden rijden rijden naar Kamloops – voor het eerst in mijn leven in een echt Motel geslapen, inclusief Cable TV, Doritos & Budweiser – pure american decadence – friday – op tocht richting Cache Creek – net de Far West, minder bergachtig, droog en warm (38 graden) – zwemmen en afkoelen in Emerald Lake – verder richting Lillooet – enkele uren doorheen dichte rook en smog gereden, de naweeen van enkele bosbranden eerder die week – Lillooet zelf leek op die manier wel een mistige spookstad (om 15u in de namiddag) – overal hingen briefjes en affiches om de brave firemen te bedanken die het dorpje van de vuurdood hebben kunnen redden – richting Pemberton – kamperen in Nairn Falls Provincial Park – saturday – wandeling door het enige bos in BC waar (mini-)boa’s in het wild leven – adembenemende watervallen van Nairn gezien – verder richting Whistler – toeristische decadentie in een piepjonge en in een ruk opgebouwde stad – verder langs prachtige plekken: Brandywine Falls (watervallen zo hoog als de kerk van Schakkebroek), Brandywine Suspension Bridge, Garibaldi Mountain – Car wash in Squamish – Lions Bay – Vancouver – met pijn in het hart en krop in de keel de autosleutels in de bus van Budget gedropt – in Vancouver naar Fahrenheit 9–11 kijken – whaaaaaaw
En The White Lodge? Ergens tussen Nakusp en Halcyon moet het geweest zijn. Op een steen aan de rand van het water. Alle schellen vielen af. Enkel mijn essentie bleef over. Een essentie zo klein dat ik weende. Mijn petieterige traantjes in het Canadese water. En weg zijn ze.
Hoe moet ik dat nu in godsnaam uitleggen? Iedereen heeft een White Lodge in zijn lijf. Je moet haar wel weten te vinden. In je eentje op reis gaan helpt. Dat is hard en confronterend. Maar ook o zo mooi en onthutsend louterend. Wereldschokkend relativerend. En dat heeft niks met zwarte raven of fluweelrode gordijnen en dambordpatronen vloeren te maken. Dat is het kleine stukje grootsheid dat elke kleine mens zo menselijk maakt. De kleine diamant in je twaalfvingerige darm die af en toe moet opgeblonken worden. Het hart dat bonst met onhoorbaar luid getrom.
Is dat alles?
Dat is alles.
Mooi beschreven. Zoals ik het ooit zelf voelde. Maar nu heeft het een naam.