Scheel
Ik herinner me iets uit mijn jeugd. Ik vermeld bij voorbaat reeds dat het een erg vage herinnering is die met haken en ogen aan elkaar hangt, maar de afwikkeling van gebeurtenissen en de verpletterende invloed daarvan op mijn persoon hebben zich nooit op de achtergrond laten dringen in de drukke achterkamer van wat is geweest.
Het heeft te maken met een groepsuitstap. Dat is een vage omschrijving, maar ik kan me dan ook geen details voor de geest halen met betrekking tot de aard van de groep, noch tot de aard van de uitstap. Het kan een schoolreis geweest zijn met een groep klasgenoten, maar ook een of andere speciale gebeurtenis op een zomerkamp. Ook herinner ik me mijn precieze leeftijd niet meer, maar ik moet ongeveer een jaar of tien geweest zijn. De leeftijd waarop je vanuit een zekere hoogte kijkt naar kinderen uit het eerste studiejaar, die niets meer zijn dan veredelde kleuters, maar tegelijkertijd voel je dat oudere kinderen van een jaar of twaalf, dertien op ongeveer dezelfde manier op jou neerkijken. Ik vertel dit erbij omdat ik me van dat soort leeftijdsgebonden kijkwijzes altijd heel erg bewust ben geweest.
Wat er verder op die mistige dag gebeurde, weet ik niet meer en is wellicht onbelangrijk. In elk geval was er een moment dat ik mezelf zie aanschuiven op een plek waar je iets kon kopen. Het kan een bakker, een snoepwinkel, een taveerne of iets van die strekking geweest zijn, een plek waar er eetwaren werden verkocht. Mijn herinnering fluistert me vaag in het binnenoor dat we ergens op een boot of in een haven zaten, maar dat durf ik niet te bevestigen. Hoe dan ook stond ik aan te schuiven met wat kleingeld in de hand om iets eetbaars te kopen. Er stonden drie of vier kinderen voor me, allemaal van dezelfde leeftijd als ik, maar achter me stonden alleen kinderen die duidelijk ouder en vooral groter waren.
Plotseling viel me iets op in de ogen van de mevrouw achter de kassa. Haar linkeroog keek naar links, haar rechteroog keek naar rechts. Ik had nog nooit in mijn jonge leven zoiets wonderlijks gezien. De mevrouw achter de kassa keek omgekeerd scheel. Het was fascinerend. Ik kon mijn ogen er niet vanaf houden, en zoals dat gaat met kinderen, was ik me niet bewust van de gêne die ik – door zo te staren – bij de mevrouw moet veroorzaakt hebben.
Op zeker moment moet het mijn beurt geweest zijn. Dat was niet zo duidelijk. Het kind voor mij in de rij was nog bezig het wisselgeld weg te stoppen, waardoor ik technisch gezien nog niet vooraan de rij stond. Bovendien – en dit is een cruciaal gegeven in dit verhaal – was het mij volstrekt onduidelijk waar de kassierster haar blik op richtte. Ze was uiteraard veel groter dan ik, en door de vreemde plaatsing van haar ogen leek ze over me heen te kijken, ergens naar een punt in de rij achter me. Ik had geen flauw benul op wie ze haar ogen richtte. Door mijn schuchtere karakter durfde ik geen bestelling te doen als ik er niet absoluut zeker van was dat zij zich tot mij wendde, dus ik vond het op dat moment beter om even af te wachten. De schele mevrouw vroeg op zeker moment iets in de aard van en voor u alstublieft?, maar het mocht niet baten. De rare blik in haar ogen bracht me zodanig in verwarring, en voor hetzelfde geld had ze domweg over me heen gekeken of richtte ze zich tot twee kinderen tegelijkertijd. Met zo’n ogen moet dat kunnen, dacht ik. De rij achter me begon door te krijgen dat er iets aan de hand was. Als ik aan dat gebeuren terugdenk, moet ik een behoorlijk autistische indruk gemaakt hebben, want blijkbaar had iedereen behalve ikzelf begrepen tot wie de schele mevrouw zich richtte. En terwijl ik halsstarrig weigerde mijn mond open te trekken, bleef ik gefascineerd staren naar die gekke ogen die alle kanten opdansten. Één van de grote kinderen achter me begon te gniffelen en plaatste zijn of haar bestelling. Ik droop af zonder iets gekocht te hebben en voelde me de rest van de dag ellendig.
Awel, respect! ;)
Vooral de noot is erg herkenbaar…
Helemaal niet. Een schrijver wordt pas interessant als hij van de waarheid afwijkt. Schrijven is saai, formuleren daarentegen.
Dat is als met dromen, als je subtiel wakker wordt, en beseft: ‘deze verzameling contexten raak ik onomkeerbaar kwijt, maar als ik nu er nu niet snel aan begin ze in woorden om te zetten, verpruts ik nog veel meer kostbare (droom)arbeidsvrucht’. Dat besef is eigenlijk al nefast. Die besmeurende realiteitszin.
was het maar zo
niets kan er tussen komen
er groeits iets heel bijzonder tussen ons
maar.…tog blijf je me trouwe vriend(in)
ik wil je niet kwijt
er staat iets in de hemel
en er staat dat je vooraltijd in men hartje blijft
van jana