Requiem voor een ingekort leven
Harry stond met z’n armen gespreid aan de dakrand en keek naar beneden. Zesenveertig verdiepingen lager wemelde een minuscule menigte als overwerkte mieren door de straat. Op de stoep onder de krioelende voeten stond een klein wit kruisje, door Harry zorgvuldig met krijt aangebracht op de plek waar hij met een welgemikte buitel het tijdelijke voor het eeuwige wilde verwisselen. Het was maandagochtend en het was ontzettend warm. Het was zo ontzettend warm dat Harry dacht dat ie ging opstijgen. Net voor hij sprong – toen hij nog met de hielen op de dakrand wankelde – schoot de film van zijn leven aan zijn geestesoog voorbij. Zo gaat dat op die momenten. Het was een stomme film. Zwart wit. Enkel het ratelen van de filmspoelen en een summiere pianobegeleiding doorbraken de stilte. Het was een moeilijk te volgen film. Het publiek begreep niets van de psychologische karaktertekening en de door elkaar gemangelde chronologie. Sommige kijkers verlieten de zaal vroegtijdig. Een etterende puber gooide popcorn naar het scherm. Harry’s vader – die op de eerste rij zat – viel na tien minuten al in slaap. Hij snurkte. De regisseur zat achter in de zaal en volgde zwetend en met kloppend hart het gebeuren. Hij durfde zich niet te verroeren. Na drie kwartier kreeg de meneer in het achterkamertje van de bioscoop een hartaanval en viel met zijn volle gewicht op de projector. Het werd duister in de zaal. Geroep en getier. Na enkele seconden gingen de zaallichten aan en Harry zag het trottoir met een duizelingwekkende snelheid op zich toekomen. De stoeptegel met het witte kruisje werd groter en groter en alle oren suisden. Voetgangers hielden omhoog en keken halt. Juichend applaudiseren met appels in het fietsmandje. Een meisje begon een oude meneer met krant te gillen. Hier Harry, Harry, hier!, riep een naderende politiesirene. Naderend loeien. In de verte brullen. Een landloper. Harry herkende in hem een jongetje uit het fietsmandje van zijn lagere school. Het meisje nam alle witte kruisjes uit de stoeptegel en liep de landtrekker opzij. Haar fiets exact op het appeltje waar Harry wilde landen. In haar handen alle liefde van de wereld, zwart-wit, ratelend, stof en haren op de lens. Oren suizen. Sirenes loeien. Landtrekkers lopen en appelmeisjes gillen. Harry kijkt. Meisje valt. Stoeptegel landloper armen gespreid. Meisje en Harry staakt de strijd. Kruisje krijt rolt appels achterna. Het fietsmandje is veel te klein en Harry meisje veel te hoog. Te mooi om nee te zeggen. Te laat denkt de landloper. Hij had haar eerder moeten fietsen. Toen hij het kruisje kwam krijten misschien. Nu sterft hij weg op het eind van de film. Wegstervende Harry, meisje met appel. Appels en tranen. Fade-out. Zwart. Wegstervende sirene. Pompeuze orkestmuziek. Generiek. De stunts deed hij zelf.
Stil