• Wannes Daemen

Prinses Pipi en de Alvleesman (03)

Prinses Pipi zat met haar beste vriendin Magda Macaroni in het struik­gewas van een holle weg. Ze hadden een hoop kie­zel­steentjes ver­zameld en gooiden die naar hoofden van niets­ver­moe­dende voor­bij­gangers. Telkens er vanop het pad pijnlijk gevloek opsteeg, moesten de meisjes alle moeite van de wereld doen om hun positie niet te ver­raden met gegiechel en gegrmpf. Kie­zeltjes gooien was hun favo­rietste bezigheid en ze hadden grote lol.

Magda Macaroni was een deugniet van de bovenste plank en Koningin Kaka had haar dochter meer­maals ver­boden met die ver­ve­lende spa­ghet­ti­sliert om te gaan, maar zoals elke dochter sloeg Pipi die moe­der­lijke adviezen met volle overgave in de wind. Het schalkse duo stond er in de lan­de­rijen rondom het koninklijk kasteel om bekend de ene scha­vui­ten­streek na de andere uit te halen, en er waren zelfs ooit stemmen opgegaan om een buurt­comité op te richten ter klein, koest, ende na zes uren des avonds binnen houden van jeugdige jon­gelui. Maar omdat Prinses Pipi en haar vriendin bijna zeventien waren, dreigden zij algauw niet meer binnen die doel­groep te vallen, en werden de plannen – niet zonder gemopper – weer opge­borgen. Het stond hoe dan ook vast dat de dor­pe­lingen de twee puber­t­rienen liever zagen gaan dan komen, ook al was Magda de dochter van een var­kensboer, een man van behoorlijk aanzien.

Eén van de weinige mensen die Pipi en Magda wél een warm hart toe­droeg, was Joris Kwam. Joris Kwam was een zon­derling van ach­teraan in de twintig die in zijn eentje in een piep­klein huisje woonde aan de rand van het Koudwoud, alwaar hij de meisjes regel­matig op één van hun zelf­be­dachte spel­na­mid­dagen tegenkwam. Hij was altijd heel erg vrien­delijk – soms een beetje té vrien­delijk, vond Magda – en hij had ook steeds wel wat lekkers in huis om hen te ver­rassen. Regel­matig kwam Koningin Kaka brullend en klauwend de stulp van Joris bin­nen­ge­totterd om haar dochter voor het avondeten naar huis te sleuren. Ze gedroeg zich dan altijd heel onbe­leefd en arg­wanend tegenover de jon­geman, maar dat kwam omdat zij als een van de wei­nigen doorhad dat Joris stiekem ver­liefd was op de prinses. De koningin had haar dochter lang geleden aan de zoon van een bevriend staats­hoofd beloofd, en die werkloze stin­kende eenzaat die openlijk can­nabis kweekte op de ven­sterbank van zijn mie­zerige kar­tonnen huisje was alles­be­halve een gun­stige partij voor een koningskind. Wat de koningin echter niet wist, was dat Joris niet zomaar gewoon ver­liefd was op haar dochter. Het ging veel verder. De arme knul was smoor en door ver­liefd en hij ado­reerde Prinses Pipi als een godin. Als de koningin zou weten wat Pipi ’s nachts mee­maakte in de dromen van Joris Kwam, dan zou ze zijn huisje met alles wat erin stond met blote handen tot schroot her­leiden totdat er geen brokstuk meer over­bleef dat groter was dan haar kleine teen.

«Pot­vol­stron­ten­kakpoep!», klonk het vanuit de holle weg. «Ik heb bijna een gat in mijn hoofd! Wie gooit er daar met keien?» Magda Macaroni her­kende de stem van Joris. «Shit, dat is die kikker van het Koudwoud», zei ze fluis­terend tegen Prinses Pipi, maar die was al overeind gesprongen en dui­kelde naar beneden, het pad op. «Joris, Joris! Wij zijn het! We spelen een spelleke!» Het gezicht van Joris Kwam fleurde op als de staart van een krolse kater. «Ach lieve Pipi, vergeef me dat ik zo onbe­daard stond te vloeken, ik had niet door dat gij het waart. Het spijt me zo. Ik had het niet gezien. Ach ach, het spijt me ver­schrik­kelijk, ik zal meteen eeuh da ppff…» Zijn getater ver­stomde toen hij zag dat de prinses in het struik­gewas haar konink­lijke jurk gescheurd had en hem onbe­doeld een inkijk ver­schafte in haar decolleté. Hij kon met moeite zijn blik op de juiste hoogte houden. «Ach Joris, dat is helemaal niet erg. Bovendien kunt ge heel erg mooi vloeken. Vergeef me dat ik bijna een gat in uw hoofd heb gemaakt. Van daar­boven had ik u niet herkend», zei de prinses. Magda kwam proestend het tafereel ver­voegen. «Ha Joris Kik­kerdril, hoe gaat het? Hebt ge een gat in uw hoofd? Pas maar op dat er niks gaat waaien!» Joris had nog steeds de grootste moeite om de prinses in de ogen te kijken en mom­pelde enkele onver­staanbare woorden. De meisjes moesten gie­chelen om zoveel onhan­digheid en ook Magda begon aan haar jurk te prutsen, toen ze merkte wat voor een effect dat had op de arme knul.

Door alle pret en plezier daar in de holle weg, merkten de jon­gelui niet dat ze vanuit de lucht in de gaten werden gehouden. Een grote rode adelaar cir­kelde geruisloos door de lucht. Hij maakte steeds kleinere cirkels, en kwam steeds lager vliegen. In de nek van de adelaar zat een donkere gestalte met een kap­mantel over het hoofd en een lange bultige stok in de hand. Plots maande de gestalte de vogel aan tot een duik­vlucht. De ogen van Joris Kwam ver­schoven ver­schrikt van de borsten van Prinses Pipi naar de drei­gende schaduw boven hen. «Kijk uit!», riep hij nog, maar het had geen zin. Wat er toen gebeurde, ging onge­looflijk snel. De adelaar liet zich met een dui­ze­ling­wek­kende snelheid naar beneden vallen, door onver­staanbare spreuken van zijn berijder opgejut. Het was een gigan­tische don­kerrode vogel met een vlammend gele bek en grote klauwen. Nog voor de prinses zich kon omdraaien om te zien waar de schaduw vandaan kwam, greep de adelaar haar met een dui­velse pre­cisie bij de schouders. Magda kreeg een klap van een van de gespierde vleugels en smakte tegen de grond. Joris deed een poging om de staart van het beest te grijpen, maar hij werd een eind mee­ge­sleurd en schaafde zijn knieën op de hob­belige kie­zelweg. Hij kon niet anders dan lossen en terwijl hij overeind pro­beerde te krab­belen, stegen de grote rode adelaar en zijn bestuurder verder op. Al gauw werd de gil­lende en wild om zich heen trap­pe­lende prinses een klein stipje in de blauwe lucht.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *