Levenskwaliteit
Filip Dewinter lag op zijn rug in het gras. Hij had een grasspriet tussen de tanden geklemd en genoot van de zonnestralen op zijn blanke huid. De lucht boven hem was blauw en helder. Enkele wolkenslierten deden hem wegdromen naar verre landen en exotische bergtoppen die geen mens ooit gezien had. Een lieveheersbeestje – zich van geen kwaad bewust – klauterde met veel moeite langs zijn scheenbeen omhoog om op het topje van Filips knie halt te houden. Daar strekte het kleine beestje even de poten en haalde uit haar binnenzak een klein boekje tevoorschijn. Het stembereik van het lieveheersbeestje was niet je dat in vergelijking met de volumineuze gestalte van de manspersoon onder haar, maar toch deed ze haar best om uit het kleine boekje een gedicht voor te dragen. Filip luisterde aandachtig maar kon niet alles verstaan. Hij ving flarden op van zinnen en hoorde woorden als fijnzinnig, fijnbesnaard en aimabel. Het was ongetwijfeld een heel mooi gedicht, en ondanks de spraakverwarring besloot Filip het beestje te bedanken. «Dankjewel, lief heersbeestje», zei hij stilletjes. Het rood-zwarte schild van de kleine poëet glom van genoegdoening. «Graag gedaan, Filip», antwoordde ze, en begon weer aan de afdaling.
«Wat kan het leven zo mooi en eenvoudig zijn», dacht Filip in zichzelf. Er dreef een wolkensliert voorbij die hem vaag deed denken aan de vorm van een palmboom, maar het had net zo goed een paraplu kunnen zijn. Zonder er verder zijn hoofd over te breken, sloot hij de ogen en viel in slaap. Het was waarlijk een prachtige dag.