Eendags-beschermengel
Ik droomde afgelopen nacht over een zoen. Ik werd indringend gekust door het meisje van (één van) mijn dromen. Het was het soort nazinderende droom waarbij je ’s morgens proeft wat je gedroomd hebt. Tinteling in je lippen en weemoed op je tong. Het soort droom waarna je teleurgesteld bent dat je ontwaken moet. Een droom die de rest van de dag op je schouder blijft zitten en af en toe in je oor blaast. Of aan je oorlel knabbelt. Een loslippige eendagsbeschermengel.
Ik droomde diezelfde nacht ook over een ontploffing. Ik liep door een veld – ergens weids en uitgestrekt, weet niet waar – en ik stapte op een landmijn. Mijn rechterbeen kwam onder de scherven te zitten en het voelde alsof ik door honderden reuzemieren gebeten werd. Wat ik me herinner is het bebloede uitzicht van mijn ontblote knie, een knie als gatenkaas, een wijnrode jonge Gouda. Dat beeld flitste regelmatig door mijn hoofd, daags na de nacht.
En telkens als dat gebeurde, telkens als die knie vol gaten over mijn netvlies rolde, sloot die andere droom – gemoedelijk postvattend op mijn schouder – geschrokken de ogen. Om daarna, als de gatenknie weer weg was, als gek in mijn oor te blazen. Niet overdreven of paniekerig, maar langdurig en doordringend. Als een zoen op een blauwe plek. Maar dat was het niet. Zo voelde het een beetje, maar dat was het niet. Ik heb helemaal geen blauwe plek. Rooie oortjes misschien.
Ik wil ook! Eendagsbeschermengels, bestaan die ook in XY ipv XX?
Ik beschouw dat soort dromen altijd als een soort verraad. Het is onwerkelijk en toch zit het in je hoofd als een stuk realiteit. Onhandelbaar, die dingen.
XY is iets lichter dan XX, en je moet iets later naar bed gaan dan gewoonlijk. net voor het inslapen flink in de ogen wrijven en een glas pastis naast het bed zetten. dan moet het lukken.
Zolang ik de pastis maar niet moet drinken. Er zijn grenzen.
Herkenbare toestanden…