Benenwerk
Op de grote markt werd de aandacht van een eveneens grote groep mensen plotseling naar één punt getrokken door een grotendeels in het zwart geklede edoch met een net niet te kort stijlvol plooirokje uitgeruste blonde deerne, die daar schuin het kijkveld overstak, tesamen met een niet onknappe maar ietwat gladde jongeman. Die jongeman heeft verder niets met het verhaal te maken, en dat is maar goed ook.
De reden van de plotse aandachtsverschuiving en sporadisch stilvallende gesprekken rondom waren de laarzen van het meisje. Die kwamen tot net onder de knie en waren knalroze. Knalroze. Van het soort roze waar het woord knalroze voor is uitgevonden. Knalroze. Scudraketpink. Zelfs al had je een in motorolie gedrenkte zonnebril op en een bivakmuts tot onder je oksels, dan nog zou het staatsgevaarlijke roze je als een sneeuwbal met doelzoekkop getroffen hebben.
Het knallende meisje en haar gladde gezel werden gekruist door twee keuvelende vrienden die duidelijk ook getroffen werden door het voorbijwandelende kleurterrorisme. Hun gekeuvel kwam staccato tot een einde en hun hoofden draaiden simultaan naar achter om niets van het schouwspel te hoeven missen. Daardoor botsten ze tegen een oude meneer en mevrouw die eveneens hun pad kruisten. De meneer en mevrouw hadden ook het meisje in de mot en ze deden samen veel moeite om haar laarzen tot gespreksonderwerp van de dag op te blinken, toen ze onzacht in aanraking kwamen met de twee draaihoofden.
Knal. Eerst knal en dan bots. Met zo’n vrouw trek je beter niet naar de oorlog.