• Wannes Daemen

Benenwerk

Op de grote markt werd de aan­dacht van een eveneens grote groep mensen plot­seling naar één punt getrokken door een gro­ten­deels in het zwart geklede edoch met een net niet te kort stijlvol plooi­rokje uit­ge­ruste blonde deerne, die daar schuin het kijkveld overstak, tesamen met een niet onknappe maar ietwat gladde jon­geman. Die jon­geman heeft verder niets met het verhaal te maken, en dat is maar goed ook.

De reden van de plotse aan­dachts­ver­schuiving en spo­ra­disch stil­val­lende gesprekken rondom waren de laarzen van het meisje. Die kwamen tot net onder de knie en waren knalroze. Knalroze. Van het soort roze waar het woord knalroze voor is uit­ge­vonden. Knalroze. Scu­dra­ketpink. Zelfs al had je een in motorolie gedrenkte zon­nebril op en een bivakmuts tot onder je oksels, dan nog zou het staats­ge­vaar­lijke roze je als een sneeuwbal met doel­zoekkop getroffen hebben.

Het knal­lende meisje en haar gladde gezel werden gekruist door twee keu­ve­lende vrienden die dui­delijk ook getroffen werden door het voor­bij­wan­de­lende kleur­ter­ro­risme. Hun gekeuvel kwam staccato tot een einde en hun hoofden draaiden simultaan naar achter om niets van het schouwspel te hoeven missen. Daardoor botsten ze tegen een oude meneer en mevrouw die eveneens hun pad kruisten. De meneer en mevrouw hadden ook het meisje in de mot en ze deden samen veel moeite om haar laarzen tot gespreks­on­derwerp van de dag op te blinken, toen ze onzacht in aan­raking kwamen met de twee draaihoofden.

Knal. Eerst knal en dan bots. Met zo’n vrouw trek je beter niet naar de oorlog.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *