• Wannes Daemen

Alleen

het is onge­looflijk ont­zettend heerlijk om hier te zitten
het is hartje zomer
het is half zeven in de ochtend
en het is ont­zettend warm
het is zo ont­zettend warm
dat elke beweging voelt alsof ge door een dik pak slagroom moet waden
het is zo ont­zettend warm
dat mijn porieën hete olijfolie schenken
het is zo ont­zettend warm
dat er stoom van mijn wangen opstijgt telkens ik een traan pleng

het is zo ont­zettend warm
dat ik de kabou­terkes die zich ver­stoppen onder het bed
hoor zuchten en puffen van de heet­hoofden onder hun puntmutsen

het is zo ont­zettend warm
en toch is er geen ander ver­langen in mijn lijf
dan heel dicht tegen u aan te kruipen
om het nog warmer te krijgen
en te zien dat ook gij hete olijfolie schenkt
en dat uw pro­zaïsch gol­vende len­denen stomen als een hete geiser
en dat gij ook door een dik pak slagroom moet waden
het is zo ont­zettend warm
en toch is er geen ander ver­langen in mijn lijf

mis­schien een heel klein ander verlangetje
zo klein dat ik het haast niet merk
het ver­langen naar een tas koffie
maar dat ga ik u nu zeker niet vertellen
ik wil niet dat ge weet dat ik op zo’n ont­zettend warm moment
van in elkaar smel­tende olijfolie schen­kende lijven
toch nog aan koffie kan denken
ik kan dat
maar ik wil niet dat ge dat weet

en ge noemt mij een held
een geliefde die zacht spinnend naast u ligt en u verbaal of stil­zwijgend of hoe dan ook een held­haftig gevoel geeft, dat is het schoonste wat er bestaat.
als een vrouw zonder iets te zeggen in uw armen in slaap valt, dat is het schoonste com­pliment dat ge als man kunt krijgen. dat is toch waar

ik sta dan met veel moeite op uit bed
en ik maak geen lawaai om u niet wakker te maken
ik sta op
met koppijn
krampen
het eerste wat ik doe is een half uur op de pot gaan zitten
daar gebeurt er niks
ik voel me slecht als ik niet gewoon een half uur op de pot kan zitten ’s morgens
maar er gebeurt daar niks
de krampen worden wat minder
de koppijn blijft

dan ga ik koffie drinken
sloten
grachten
zwarte mean­de­rende rivieren van koffie
zwart vloeibaar goud
motorolie voor de ziel

daar word ik rustig van
er gebeurt verder niks
de krampen worden wat minder
de koppijn blijft
maar ik word rustig

en dan denk ik bij mezelf
fuck wat kan het leven soms pijn doen
en dan komt gij uit bed
met alleen een onder­lijfke aan
mijn onderlijfke
veel te strak
veel te klein
en ik ruik de stoom en de olijfolie en de slagroom
en ge komt bij me zitten
en ge pikt mijn tas koffie
en ge neemt een slokske en verder laat ge ze koud worden
maar ik vind het niet erg
want ge legt uw hoofd tegen mijn schouder
en ge spint en ge ronkt
en mijn koppijn gaat over
en mijn krampen gaan weg
en dan denk ik
fuck
het is allemaal maar om te lachen

ik her­inner me een moment. waar­ge­beurd. we hadden heel de avond naar elkaar zitten kijken tot onze ogen pijn deden. ik zat op de grond en gij lag languit op het bed. en wat ik me heel erg her­inner van die avond, van dat moment, is het won­der­lijke esthe­tische gevoel dat me overviel bij het zien van de per­fecte kromming van uw rug. zoals ge daar op uw buik op bed lag, was de glooiing van uw rug beto­verend als een berg in zuid-frankrijk, bij voorkeur met de onder­gaande zon erachter. met dat beeld ben ik toen gaan slapen.
dat was leuk.

ge kunt soms zo lang naar iemand zitten kijken
dat uw ogen er pijn van doen
en ge kunt ook lang met iemand zitten spreken
tot uw tong en uw kaken er pijn van doen
maar ge kunt ook een beetje met iemand zitten spreken
en dan – na een zin of twee drie vier vijf zes
merkt ge plots dat er iets is
een vonk een klik een magnetisme
of iets dergelijks
of iets anders
maar meestal
op zo’n moment
net op zo’n moment
op het moment dat ge in een gesprek met iemand plots dezelfde fre­quentie vindt, bij­voor­beeld over het feit dat we allemaal een beetje indiana jones zijn, op de loop door een tunnel met maar één uitgang, ach­ter­na­ge­zeten door zo’n rond stuk rollend rotsblok
net op dat moment gebeurt er aan de overkant van het café het vol­gende: een len­tefris paartje – groen achter oor en oog – keuvelt een eind weg. zij drinkt blonde leffe (en ze is het ook), hij drinkt warme cho­comelk. in het midden van een onge­twijfeld mooie zin die hij aan haar lippen heeft ont­trokken, valt met een luide beng en veel kabaal een schil­derij van de muur. naast het paartje. exact naast het frisse paartje.
op zo’n moment schrikt ge u natuurlijk rot, maar als ik die jongen was geweest, dan had ik me ach­teraf wel­licht de vol­gende bedenking gemaakt:
zou het niet geweldig roman­tisch zijn om op exact dat moment, dat beng-rinkeldekinkel moment, uw in cho­colade gedrenkte tong ter hand te nemen en de blonde leffe tegenover u vol op de mond te zoenen?
een beng-rinkeldekinkel zoen voor de eeuwigheid?

zou het niet?

een kus kunt ge zelden voor­spellen. het is slechts wei­nigen gegeven zich expliciet voor te nemen – te plannen als het ware – om de persoon die u genegen is vol of halfvol op de mond te kussen, en dan ook effectief op relatief korte termijn die plannen ten uitvoer te brengen. dat gaat niet alleen voorbij aan de wensen die uw toekomstige kus-partner al dan niet zelf heeft, maar bovendien ook aan alle wetten van de romantiek. romantiek is onvoor­spelbaar, spannend en onver­wachts, en moet dat ten alle prijze blijven om niet aan haar essentie voorbij te gaan. een kus plant ge dus best niet. of het moest zijn dat ge de ver­we­zen­lijking ervan binnen dit en een fractie van een seconde ziet gebeuren, dan moogt ge natuurlijk niet aar­zelen. dan is het moment naar alle waar­schijn­lijkheid meer dan aan­ge­broken, maar in alle andere gevallen moogt ge de soep niet heter opdienen dan dat ge ze wilt eten.
en toch. ondanks het bodemloze respect voor alles roman­tisch, probeer ik me vaak in te beelden hoe het voelt om u te zoenen. hoe het zoent om u te voelen.
waar mijn voorkeur in elk geval niet naar uitgaat, is zo’n kus waarvan ge ach­teraf zegt shit – dat had ik mis­schien niet moeten doen. dat is namelijk heel erg jammer voor die kus. een kus moet kunnen voort­leven, in gedachten en in fan­tasie, en een kus die ge ach­teraf beschouwd beter niet had geschonken of gekregen, is een ver­loren kus. dat is als iemand een heel mooi kadootje schenken, en na de eerste dankbaar bewon­de­rende blikken zeggen euh nee, geef maar terug.
na een zoen moogt ge niet zeggen shit – enzo­voort, nee, ge moet zeggen nog eentje graag. of mag het iets meer zijn alstublieft.
wat de aard – het genre zo u wil – van een zoen betreft, zijn er heel wat bomen op te zetten. het zou zinloos zijn hier een exhaus­tieve beschrij­vende lijst te willen aan­leggen, maar als we het even over­dreven rigide aan­pakken, dan vallen de meeste zoenen strikt genomen ergens op een punt binnen een con­tinuüm dat we zouden kunnen trekken tussen twee extremen. aan de ene kant hebt ge de wilde, onge­temde en onge­remde, bij­tende, pas­si­onele kus; helemaal aan de andere kant hebt ge dan de met veel smaak te savou­reren trage, tedere, zin­de­rende en tas­tende zoen. de trage zin­derzoen. de langzame lustkus.

en ge zucht
en ge zegt dat dat langs geen kanten klopt van al die soorten zoenen. dat ge even goed kunt pro­beren om meisjes in bio­lo­gische cate­go­rieën te ver­delen. of dat ge even goed kunt pro­beren het fenomeen vrouw algo­rit­misch te defi­niëren. en ik zeg dat dat gezever is want dat dat ik dat nooit zou doen en ge zegt dat ik het toch doe en ik zeg nee dat is niet waar ik snap niks van vrouwen wat zou ik ze dan willen defi­niëren en ge zegt dat ik dat onbewust doe door te praten en te kijken en te kiezen met wie ik omga en ik vraag wat ik dan wel defineer door er voor te kiezen hier met u te zitten en u mijn koffie te laten koud worden en of ik u daardoor zonder dat ik het besef in een hokske stop en ge zegt ja natuurlijk en ik zeg mil­jaarde in welk hokske steek ik u dan wel en ge zegt geen hokske een doos een kar­tonnen doos zo’n doos die groot genoeg is om een kussen in te leggen waarin een poes zich op een zwoele zomer­nacht heel erg thuis zou voelen waardoor ze vergeet dat er een verse portie friskies naast de doos op haar staat te wachten en dan weet ik niet meer wat te zeggen.
en ge kijkt naar mij met een blik die zegt als ik nu geen zoen krijg dan is heel mijn dag naar de kloten en ik zeg uw dag is niet naar de kloten en daarbij het is veel te warm om te zoenen.
en ge neemt nog een slok en ge zegt dat de koffie koud is
en dan krijgt ge toch een zoen
een hele lange veel te warme koude koffie zoen in een kar­tonnen doos

en dan vraagt ge wat het mooiste moment uit mijn leven is
en ik vertel zonder aar­zelen dat ge dat wel weet omdat ge erbij waart
ik stond op een zomer­ochtend samen met u in het midden van een grote weide ergens in de ardennen – heu­vel­achtig – en we waren allebei een beetje zenuw­achtig. en we bleven daar staan zonder te willen gaan zitten en zonder iets te zeggen eigenlijk. en plot­seling viel het me op dat het verkeer in de verte steeds stiller klonk. alsof wagens en camions halt hielden in een soort onuit­ge­sproken con­sensus die zei laten we gewoon langs de kant van de weg stoppen en onze motor stil­leggen. en ook de vogelkes in de bomen die dachten iets gelijk­aardigs. heel langzaam zwegen ze een voor een tot er niks meer te horen was. de koe in de verte die tot dan toe elke twee minuten loeiend vloekte, leek aan­stalten te maken om te gaan pitten. en toen schoof – heel langzaam – de maan voor de zon. en het werd donker. en alles was stil. en niemand zei iets. en er schoten tranen in uw ogen. en ik zag uw tranen en ze schoten ook in mijn ogen. en toen kwamen er van­onder een aantal struiken rondom ons allemaal kabou­terkes te voor­schijn. kleine petie­terige kabou­terkes met een puntmuts. en gelijk zot begonnen die te werken. gras­maaien, takken snoeien, koei­e­vlaaien opkuisen, papierkes in een petie­terig vuil­zakske doen. werken werken werken. alsof ze nooit iets anders gedaan hadden. en twee minuten later, toen de maan ons langzaam het zon­licht terug gunde, hup­pelden die kabou­terkes allemaal terug onder hun struiken en als bij toverslag waren ze ver­dwenen. en wij stonden in het midden van een propere vers gemaaide weide zonder een vuil papierke of koei­e­vlaai. en die koe in de verte begon weer te loeien en de vogelkes floten weer en het verkeer in de verte reed verder als vanouds en dat was het aller­schoonste moment uit mijn hele leven.

en dan vraagt ge of ik graag naar u kijk
en ik zeg ja ik kijk graag naar u
ik kijk heel graag naar u
ik kijk naar niks anders zo graag als naar u
en ge vraagt of ik vaak naar u kijk
en ik zeg ja zoveel ik kan
en ge vraagt of ik ook naar u kijk als gij niet weet dat ik naar u kijk
en ik zeg dat dat wel eens gebeurt
wanneer vraagt ge
en ik zeg daar­straks bijvoorbeeld.
toen ge lag te slapen
ik sliep niet zegt ge
en ik zeg ja dat weet ik
dat zag ik
wanneer nog vraagt ge
wanneer kijkt ge nog naar mij
en ik zeg ik kijk heel hard naar u elke keer als ge vertrekt
als ge de deur uitgaat dan ga ik aan het raam staan en dan kijk ik naar u te voet of met de fiets en ik kijk zo lang tot ik u niet meer zie en dan nog stop ik niet met kijken. op dat moment kijk ik zo hard en fel en lang naar u om zeker te zijn dat ik u nooit meer vergeet moest het gebeuren dat ge niet meer terugkomt
en ge zegt dat ik zo’n dingen niet mag zeggen
en ik zeg dat het maar om te lachen is
en gij zegt dat ge het niet grappig vindt
en ik zeg sorry ik zal het niet meer doen. en dat het tijd is om aan de dag te beginnen voor hij om is en ik zeg dat ik mijn onder­lijfke nodig heb. en ge doet mijn onder­lijfke uit en dan heb ik plot­seling geen zin meer om aan de dag te beginnen. en ik zeg dat is een gemene truk en gij zegt dat ik er zelf om gevraagd heb tiens. en dan is er weer die blik in uw ogen die smeekt om een zoen die min­stens drie of vier dagen duurt en dan loop ik naar de vuilbak en ik zoek naar de afge­scheurde kalen­der­blaadjes en ik zoek een stuk plakband en ik plak de voorbije drie dagen terug op de kalender en ik kom weer bij u zitten en ik leg mijn hoofd op uw schoot en ik zeg fuck wat kan het leven soms pijn doen.
en gij neemt mijn hoofd in uw handen en ge zegt dat het allemaal maar om te lachen is. en ge vraagt wat volgens mij de rode draad is. en ik zeg dat gij dat zijt, de rode draad.
gij zijt de rode draad.

16 reacties

  1. Jelle schreef:

    heel schoon. echt heel schoon.

  2. thomas schreef:

    ik heb nog nooit gewenst dat een tekst op internet nu eens ein­delijk wat langer zou zijn.
    Tot nu.
    Hiervoor zeg ik: chapeau, hoed af.

    Ik wou dat ik dit als een schil­derij kon ophangen.

  3. Primaat schreef:

    Zoenen is goud!!!!!!

  4. Yuri schreef:

    Inderdaad. Zwijgen is zilver, zoenen is goud.

  5. tomasz schreef:

    want wij zijn allemaal

  6. Dank je wel.

  7. Yuri schreef:

    Graag gedaan.

  8. nathalie schreef:

    uit­ge­print om straks nog eens te lezen. wauw!

  9. Yuri schreef:

    Fijn. Thanks. Weg met het computerscherm.

  10. J schreef:

    Lieve SIn­ter­klaas,

    Kunt u Maanzand ene ferme schop onder de kont – poep is voor de buren- geven? Zijn proza is het kado wat ik graag zou ont­vangen, en ik heb zo’n flauw ver­moeden dat here Maanzand die schop niet vanzelf gaat bestellen. Dus hup, buk uw stramme rug, grijp die keu­rig­kanten onderlijn van uwe hei­li­genjurk en breng uw voet met pittige pre­cisie in beweging. Weten we ein­delijk of u Goofy of regular bent, en wat voor schoenen u verkiest.

    was getekend,
    mis

  11. tina schreef:

    slik…

  12. Carmen schreef:

    Goh… eigenlijk zijn hier geen woorden voor, maar een mens voelt soms de drang te laten weten enkele minuten weg geweest te zijn van de wereld.
    Bedankt om mij mijn moment van rust en genot te geven vandaag.
    Dit is prachtig. Zo mooi. Zo een­voudig. Zo dood­simpel de waarheid.

  13. Yuri schreef:

    Graag gedaan. En dankjewel.

  14. Hanneke schreef:

    Lieve Yuri,

    Dankzij dit kunst­werkje ben ik aan­ge­nomen op de toneel­school. Mag ik je har­telijk, har­telijk bedanken voor je subliem gevoel voor taal? Je kunt als geen ander de Liefde beschrijven. Dankjewel.

  15. Yuri schreef:

    Woohoow, i’m flat­tered! Heb je de tekst helemaal gebracht? Zijn er opnames van?
    In elk geval gefe­li­ci­teerd, en veel plezier op de toneelschool!

  16. Hanneke schreef:

    We moesten een monoloog van ‑helaas- maar 400 woorden voor­dragen, dus het is een fragment geworden (het laatste stuk, vanaf “en dan vraagt ge of ik graag naar u kijk” tot “gij zijt de rode draad.”)
    Ik kom echter uit Nederland, dus er waren wel woorden die ik normaal niet gebruik – serieus, wat is “tiens” en hoe spreek je het uit?- maar het was erg, erg leuk om te doen.
    Er zijn geen opnames van, want gelukkig was het geen talen­ten­jacht als “Idols” (bij jullie heet het “Idool” dacht ik) en het komt ook niet op tele­viesie. Ik blij.
    Dank voor je feli­ci­taties, je zal me hier nog wel vaker zien rondspoken (:

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *