• Wannes Daemen

C in China

De trein is altijd een beetje drijven. En mensen lachen te weinig. Wat is het verband tussen New-Beat en het geluk van de mensheid ? Maandag 22/11. Brussel Noord – Leuven 16.02u. Ik : Gele broek, don­ker­blauwe leren jas, zwarte sjaal, korte bruine haren. Ik was hevig ver­kouden en hoestte voort­durend. Jij (en zowat alle anderen in de wagon) : Grijze broek, zwarte jas en sjaal, leren boe­kentas op de knie, en – most important – een gezicht als een betonpaal met lever­cirrose. Af en toe glim­lachte ik tussen mijn hoest­buien door vrien­delijk in de hoop een weder­zijdse reactie los te weken, maar ik kreeg inte­gendeel het gevoel dat je behalve met lever­cirrose ook met een aantal flink uit de kluiten gewassen nier­stenen zat opge­zadeld, althans dat was het enige dat ik als moge­lijke oorzaak zag voor der­gelijk toonloos grimas. Ik zit vaak op de trein, en ik doe dat graag. Er is niets zo bevor­derlijk voor het gene­reren van ideeën als naar een voor­bij­razend land­schap te staren, en vaak stap ik uit met plannen voor een drie­delige opera-cyclus over het leven van de gans waar Nils Hol­gersson zijn luchtige avon­turen mee beleefde. Of iets der­ge­lijks. Maar even vaak gebeurt het me dat ik – omdat ik mijn blik op de bin­nenkant van de trein richt in plaats van door het raam – zo getroffen wordt door de figuur­lijke grijsheid van mijn medemens dat ik zin heb om de gehele wagon voor kleurloze lijm­bak­kesen uit te schelden waarna ik dan de nood­hamer ter hand neem en mij zonder verdere waar­schuwing door dat idyl­lische raam een weg naar buiten baan. Zonder helm in volle vaart de wijde natuur in. Daar zal ik dan tussen de velden een hutje bouwen van bieten en maïs­kolven en me voor de rest van mijn leven als een uit­zinnig lachende gek gedragen die alle boeren, koeien en land­meters tot ver in de omtrek een extra nier­steen bezorgt. Gratis en voor niks. Rond mijn hutje zal ik een slot­gracht graven van drie meter breed en acht meter diep om kwade boeren en nieuws­gierige papa­razzi op een afstand te houden. Want het spreekt vanzelf dat ik met deze actie beroemd zal worden. Van heinde en verre zullen de groene jongens, de hippies, de land­lopers, de macro­bioten en de KVLV komen om mijn back-to-the-roots-actie te bewon­deren. Maar geen haar op mijn hoofd dat er aan denkt hen binnen te laten, Phil. Zo zijn we niet getrouwd. Mij in het dage­lijkse pen­del­verkeer als een obscure clown bekijken, en als ik dan eenmaal beroemd en gesettled ben mij met geile glimlach om een hand­te­kening komen vragen, zeker. ‘Voor mijne man, Mark. Dat is ne grote bewon­deraar van u. Hij heeft pas een villa van rooie bieten gebouwd en hij heeft uw Nils Holgersson-trilogie al vijf keer gelezen.’ Amme­hoela. De enige toe­geving die ik zal doen aan de wereld­media is een weke­lijkse talkshow op alle betaal­zenders waar ik pro­mi­nente gasten uit binnen- en bui­tenland zal uit­no­digen om hen dan onver­wachts te inter­viewen over hun ver­leden als betonpaal. Ik zal ze vragen of ze gelukkig zijn met hun leven en of ze wel genoeg lachen. En of ze iemand hebben die hen af en toe uit­lacht. Nog onver­wachter zal ik ze dan con­fron­teren met onbe­kende mede-pendelaars die hem of haar dan kunnen bij­treden of tegen­spreken. Meestal zal dat tegen­spreken worden, want diep van binnen weet elke regel­matige trein­rei­ziger dat er geen gelukkige mensen op de trein zitten. Althans, zo lijkt het wel. Er gaat geen dag voorbij of mijn goede humeur wordt wel één of tweemaal neer­ge­sabeld door de ijs­koude blik tegenover mij, die als een dode­lijke priem van­achter het Laatste Nieuws de niets­ver­moe­dende wereld wordt inge­bliksemd. Mis­schien ligt het wel aan het Laatste Nieuws, ik weet het niet, maar moet er niet dringend iets gedaan worden aan het humeur van de gemid­delde burger ? Wordt het niet stilaan tijd dat we de wens die zovelen van ons op acht­jarige leeftijd in het opstel­letje « Als ik bur­ge­meester was… » hebben geuit, tot ver­vulling brengen ? Want laten we hier geen doekjes om winden, als er ook maar één van die opstel­letjes waarheid was geworden, dan was lachen nu bij wet ver­plicht. Maar nu vindt u al die kin­der­praat waar­schijnlijk heel erg melig, en wie weet komt diene bruine met zijn spleetogen uit het vierde u wel voor de zoveelste keer afrossen als u het tegendeel durft te beweren.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *